17 DECEMBER 1998 705 gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente Breda; stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt: De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen ter behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders inzake het beleidsplan Algemene bijstandswet 1999; overwegende dat: - de WIW nadrukkelijk uitstroom van werknemers naar reguliere arbeid als uitgangspunt stelt; - scholing en begeleiding van werknemers door de WIW als noodzakelijk instrument worden beschouwd; - praktijkervaringen leren dat van scholing en begeleiding weinig terechtkomt; besluit: een onderzoek in te stellen naar de feitelijke uitvoering van de WIW, waarbij in ieder geval de volgende aspecten aan de orde komen: - controle op de uitvoering van de WIW en CAO door Werkraat; - de hoogte van de inleenvergoedingen; - de mate van uitstroom van werknemers naar reguliere arbeid, en de inspanning van Werkraat hierop gericht; - de wijze van begeleiding en scholing van de werknemers, gerelateerd aan het instroomniveau; en gaat over tot de orde van de vergadering. De heer BOER Wij hebben in de commissie gevraagd om de 500,-- regeling uit te breiden voor alle alleenstaanden. Op deze vraag wil ik nog graag een antwoord. Wethouder VAN RAAK In de richting van mevrouw Heerkens het volgende. Het verlagen van de duur waarin men in een uitkering zit, en wij hanteren in Breda op dit moment de definiëring driejaar, heeft financiële consequenties. Ik heb beloofd, en ik herhaal dat hier nog maar even, om die in beeld te brengen, zodat u weet waarover u praat en eventueel, wanneer dat beleid zou moeten worden bijgesteld, en ook weet welke budgettaire ruimte u daarvoor nodig heeft. Naar aanleiding van uw pleidooi voor extra aandacht voor de onderbenutting merk ik op dat wij bezig zijn met een x-aantal voorlichtingsexperimenten. Met betrekking tot de huursubsidie hebben wij een x-aantal maatregelen getroffen. Ook met de woningbouwcorporaties hebben wij de afspraak dat zij in hun eigen blaadjes daaraan aandacht besteden. Mocht daartoe aanleiding zijn, dan wil ik nogmaals met mijn collega Volkshuisvesting discussiëren over de vraag hoe wij dat nog meer onder de aandacht kunnen brengen. De problematiek van de armoedeval geeft u terecht aan. Het blijkt regelmatig hét knelpunt te zijn, op basis waarvan je elke keer moet afwegen: zul je wel overgaan tot dit categoriale beleid, zul je wel overgaan tot extra ondersteuning? Tot nu toe waren wij nog steeds van mening dat wij met de maatregelen, die wij hier voorstellen, moeten doorgaan, omdat toch een grotere groep hiervan profiteert, en een kleinere groep in feite met die armoedeval heeft te maken. En dat is, denk ik, de doorslaggevende reden. In de richting van de heer Kwisthout het volgende. Met betrekking tot de drie-jaar-situatie wijs ik erop dat er landelijk een termijn van vier jaar wordt gebruikt voor mensen die een uitkering krijgen. Wij hanteren de definiëring drie jaar, dat betekent toch één jaar winst, en in feite een beter armoedebeleid dan elders in het land wordt gevoerd. Als je dit verder gaat versoepelen, en ik gaf dat in de richting van mevrouw Heerkens al aan, dan heeft dat financiële consequenties. Ik breng die nog in beeld. Uw pleidooi om als gemeente een gratis pluspakket te betalen voor onze uitkeringsgerechtigden, in feite

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 705