25 MAART 1999 102 De heer VAN YPEREN Onze fractie heeft wat moeite met het besluit hierover, want er zitten nogal wat onderzoeken aan vast. U heeft ze zelf aangekondigd: een onderzoek naar de economische en de negatieve invloed die het op de binnenstad kan hebben, een verkeerskundig onderzoek naar de toestroom van het verkeer zowel naar de binnenstad als naar Steenakker Noord. Het volgende punt is dat bovendien nog steeds niet duidelijk is dat u ook daadwerkelijk in beroep gaat tegen het vonnis van de rechtbank in het geschil met Het Turfschip. Dat zijn voldoende zaken die van ons vragen om toch een pas op de plaats te maken met betrekking tot de besluitvorming rond dit geheel. Het plan op zichzelf keuren wij zeker niet af, maar het moment van beslissen vinden wij, en dat moet ik GroenLinks nogmaals nageven, eigenlijk niet opportuun, dat kunnen wij gerust nog een tijdje uitstellen. De heer ADANK U neemt daarover veel liever vanuit een soort oppositierol een besluit. Ik denk dat het toch belangrijk is dat wij vanavond een gedragen besluit nemen, dat is gebaseerd op de argumenten die vanuit de raadsfracties en ook vanuit het college daarvoor zijn gegeven. Wij vinden dit toch een beetje een vreemde constructie, waarover wij graag enige duidelijkheid hebben. De heer VERPAALEN Ik heb een vraag gesteld over het communicatiegebrek tussen de coalitiewethouders en de raadsleden. Ik begrijp dat daarop geen antwoord is te geven. De VOORZITTER Dan weet u het al. U geeft het antwoord zelf al. Wethouder GIELEN In de richting van de heer Van Yperen zal ik proberen nog een poging te wagen. Ook hier spreken wij in ons besluit over 'in principe'. Wij doen dat bewust, en niet alleen voor wat betreft de locatiekeuze. Ik heb in de commissie al aangegeven dat het zeer uitzonderlijk is dat het college de voorbereiding van een samenwerkingsovereenkomst voorlegt aan de gemeenteraad. Dat is gemandateerd aan het college. In die zin ziet u deze hier ook nooit verschijnen, tenzij het college van mening is dat dit zaken zijn die wij met u willen toetsen. Dat hebben wij dus gedaan. Er is alle ruimte om onderzoeken te laten plaatsvinden. Ik heb er zojuist een toegezegd, en daarvan kan ik me heel goed voorstellen dat het van belang is dat we op het moment waarop we de samenwerkingsovereenkomst definitief aangaan, beschikken over informatie met betrekking tot die effecten op de binnenstad. Dat is ook de reden dat wij hier, in dit verband, spreken over 'in principe'. En niet meer dan dat. In voorkomende gevallen zult u ten tijde van de raadsbesluiten dat soort informatie krijgen, en pas dan besluiten we definitief. Wij hebben er bewust voor gekozen om u hierover vroegtijdig te informeren en niet over één nacht ijs te gaan. In die zin verbaas ik mij ook een beetje over de reacties die van sommige partijen in de stad komen, dat wij te snel en onzorgvuldig zouden handelen. Wij zijn met Situs al jaren in de slag en wij zijn ook al jaren bezig met de voorbereiding van dit concept. Wij worden niet gechanteerd, mijnheer Boer. De argumenten die ik heb genoemd zijn de volgende. Op de eerste plaats vinden wij het een interessant concept, en op de tweede plaats, als wij het niet doen zal een ander het een interessant concept vinden, en ik heb gezegd dat dat voor onze binnenstad veel kwalijker is. De heer SCHRODER Ik wil nog opmerken dat ik de uitlatingen van de wethouder uitermate merkwaardig vind. Hij zegt: het college had met dit voorstel eigenlijk niet naar de raad hoeven komen, maar heeft dat wel gedaan. En vervolgens is de wethouder kennelijk verbouwereerd over het feit dat een aantal fracties ook kritische kanttekeningen maakt. Is het dan de bedoeling dat wij geen kritiek uiten?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 102