25 MAART 1999 122 De VOORZITTER Zou u met de speech kunnen beginnen? De heer WILDEMAN Voorzitter, ik heb even gedacht dat ik hier vanavond bij de BCV zat. Wij hebben bij de BCV altijd een avond en die heet: de lintjesregen. En ja hoor, daar kwamen ze allemaal aan. Ik dacht eerst: je moet Jan heten om wat te krijgen hier, maar Harry is ook goed. Ik liep gisteren nog achter Hare Majesteit in de Keukenhof. Ik had ze mee kunnen nemen, maar ik ben er niet aan toegekomen, ik heb een bitterbal met Hare Majesteit gegeten. Het was heel plezierig. Harry, ik wilde je nog, en daaraan heb ik zojuist niet gedacht, bij deze droge stof graag aanbieden: drie kratten Oranjeboombier. Ik hoop daarvoor nog een sponsor te vinden. Maar ik vind het wel mooi: Oranjeboombier voor een rode wethouder. Dat is perfect. Voorzitter, mag ik nog even iets zeggen? Ik houd zo van een versje met een speling, het is een versje van Carmiggelt. Ik heb het een klein beetje veranderd. Ik gebruik het heel vaak. 'Ik houd zo van een oude, fijne Bredase kroeg, de diepe bedstee in het veilig vaderhuis, daar is het 's winters warm en 's zomers pluis, daar krijg je vaak te veel en nooit genoeg. Ik houd zo van een fijne Bredase kroeg, en van het zwijgend met gedachten spelen. Alleen, het sluitingsuur voor mij en velen komt steeds te laat en altijd weer te vroeg'. Voorzitter, dat is het vak waarin ik elke dag bezig ben. Dat is het vak van de markt, dat is het vak van mensen. Als ik één sondering mag maken voor de tijd die mij, en u heeft dat raak getypeerd, langzamerhand toch een beetje lief begon te worden, ondanks de soms vreselijke uren dat je hier sorry, maar u begrijpt hoe ik het bedoel, dan denk ik, de fijnste momenten waren wel eens de momenten na de vergadering, als je met je eigen fractiegenoten en met andere fractiemensen, met de vrienden uit de raad nog eens even discussieerde over de dingen die gebeurd waren en die nog te gebeuren stonden. Dat is de markt. Ik heb vanmorgen een heel prettig gesprek gehad met Frank van Cooten. Ik mag morgen in BN/De Stem verschijnen. Ik zeg ook niet zoveel, u kunt het nog eens nalezen. Ik ben over drie jaar weer in de race, kan ik u zeggen. En de partij die daar zin in heeft, kan de brieven sturen. Maar ik heb toen gezegd: dat is de markt van de politiek. En de vraag van Frank was: hoe breng je die politiek dichter bij de mensen? Ik heb gezegd: dat is niet alleen een Bredaas probleem, dat is een probleem waarmee heel Nederland zit. Je kunt altijd wel weer de pijlen schieten op de mensen, op de kiezers, op het electoraat. Maar is dat wel juist? Natuurlijk moet daar ook een stukje activering in komen, maar ik denk dat wij, de mensen die de politiek bedrijven, de hand ook in eigen boezem moeten steken. Dat wil zeggen, de basis vind je op de vloer waar de communicatie plaatsvindt, waar je met elkaar spreekt. We zitten hier natuurlijk wel als groeperingen, als partijen, maar we doen het voor de stad. Voor de stad die mij lief is, die ons lief is. Als je hier, vanaf het Stadserf, langs het politiebureau de Markt opkomt, dan weetje hoe mooi en hoe fijn die stad kan zijn. Die moet je passen als een jas. Als dat niet het geval is, dan denk ik dat je niet goed Bredaas denkt. De politiek, dat is die markt, en die markt zit aan de cafétafel, die zit hier aan de tafel, die zit aan het ontmoeten van mensen. Ik wil die hand in eigen boezem in die zin vertalen, dat wij, als mensen van de raad, als eerst verantwoordelijken van deze stad, van elke stad trouwens, want het geldt voor alle raadsleden, die drang in ons moeten hebben om die communicatie te willen aangaan. Ga hier over de Markt, loop over de Haagdijk op een zaterdagmiddag, daar heb je de mensen van Breda en daar kun je dan soms ook je politieke communicatie doen. En dan kun je misschien een klein beetje duwen aan dat politiek besef dat wij allemaal zo graag onze medeburgers willen bijbrengen. Voorzitter, dit was het. Geridderden, wel gefeliciteerd. Voorzitter, ik heb u vanavond even kort toegesproken in de zeer plezierige afscheidsvergadering van de commissie AZ, en ik heb u toen een fijne burgemeester genoemd. Dat doe ik nogmaals, en dat meen ik van ganser harte. Het was zeer plezierig. En tegen u allemaal zeg ik: ik ben nu weg, maar misschien kom ik nog wel eens terug. Marja Heerkens zei vanavond: ik vind jou mijn fijne rechtse vriend. Ik schuif vanavond bij Sonja tussen de lakens en zeg dan: ik kom net van mijn linkse vriendin af. Voorzitter, mag ik eindigen met een laatste versje en dat is van Paul van Vliet. Dat versje zit altijd in mijn agenda. Ik zeg dat versje graag. In een versje kun je zoveel meer zeggen dan in oeverloze betogen, mijnheer Boer, ik zou een versjesboek gaan kopen, als ik u was. Maar dat is een grapje. Ik sluit daarmee af, en dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 122