13 APRIL 1999 130 belangrijke bijdrage te leveren aan goede communicatie, en voorzieningen daarvoor zullen moeten worden gerealiseerd. Wij hechten ook grote waarde aan het monumentenbeleid. De monumentale panden die Breda rijk is moet je koesteren. Om dat ook waar te maken zal hiervoor dus ook een inspanning moeten worden verricht. Wat D66 betreft zullen er extra middelen beschikbaar moeten komen voor monumenten. Het laatste punt dat ik wil aanhalen zijn de buurtbudgetten. Voor de wijk- en dorpsraden dienen deze te worden gecontinueerd. Kleinschalige activiteiten voor wijken en buurten zijn van groot belang en moeten kunnen worden gehonoreerd. Wij zijn van mening dat er een goed en werkbaar Programakkoord ligt, waarmee wij de komende periode uit de voeten kunnen en dat we tot uitvoering moeten brengen. De VOORZITTER Ik kan me voorstellen dat het Programakkoord nu eerst wordt aangeboden en dat er daarna reacties worden gegeven. De heer ADANK biedt het Programakkoord aan de voorzitter aan. De heer ADANK Burgemeester, van harte proficiat. Ik heb er alle vertrouwen in dat de vier coalitie ondersteunende partijen het beleid voor de komende jaren voor de burgers van Breda tot een goede uitdaging maken. De VOORZITTER Dank u hartelijk voor de toegezegde medewerking in de komende raadsperiode. Het Programakkoord is nu aangeboden. Ik kan mij voorstellen dat anderen hierop nog een reactie willen geven. De heer SCHRODER De kiezer heeft op 3 maart gesproken. In afwijking van de landelijke trend heeft dit geresulteerd in een verkiezingsuitslag waarbij het CDA en de WD in de Bredase raad een absolute meerderheid hebben gehaald. Het is vervolgens de taak van de verschillende fracties en van alle individueel nieuw gekozen raadsleden om te kijken op welke wijze aan die verkiezingsuitslag vorm kan worden gegeven, en welk beleid en welk nieuw college vervolgens gestalte kunnen krijgen. In de visie van de fractie van GroenLinks lag het niet voor de hand om onmiddellijk om de absolute meerderheid heen, die het CDA en de WD gezamenlijk in deze raad innemen, een college te groeperen, temeer omdat onderdelen van het gedachtegoed van het CDA en de WD te zeer overeenstemmen, maar niet afspiegelend zijn voor de verkiezingsuitslag als zodanig. Een tweede argument zou kunnen zijn, de toch van tevoren opgemerkte interne verdeeldheid binnen de fractie van de WD. Tegelijk, en wij hebben dat ook als reactie op de verkiezingsuitslag al eerder naar voren gebracht, is er het gegeven dat een aantal punten, zoals de lastenverlichting, nu te zeer in handen is van twee partijen, tezamen vormend de absolute meerderheid, die toch niet als zodanig representatief kunnen worden beschouwd voor het gedachtegoed, zoals dat in Breda leeft. Vanuit die constructieve gedachte, en die moet het ook zijn, vinden wij dat er een inspanning had moeten worden geleverd door de gezamenlijke raad, om te kijken welke alternatieven er mogelijk zijn op welke basis er afspraken kunnen worden gemaakt, op welke basis er nieuw beleid kan worden gevoerd, en daarbij lagen andere opties in de rede. Voor de fractie van GroenLinks is uitgangspunt geweest dat wij bereid waren om de collegedeelname serieus te bespreken en ons inhoudelijk in te zetten. Wij vinden dat wij een kwalitatief goed programma hadden aan te bieden, waarin voldoende ruimte zat om met andere partijen, en met name denken wij dan aan de Partij van de Arbeid en D66, tot overeenstemming, tot bijwerking van een akkoord te komen. En aanvankelijk toonden wij ook de bereidheid om onderdelen daarvan bespreekbaar te maken. Een open opstelling, in die zin open, dat wij vonden dat de onderhandelingen daarover in een open en doorzichtige sfeer moesten kunnen plaatsvinden, zeker gelet op de kritiek die er sowieso is op de politiek en de relatie tussen politiek en burger, waaraan toch iets valt te sleutelen, en waarvoor de primaire verantwoordelijkheid bij de raad als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 130