29 APRIL 1999 162 Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK Mag ik even reageren op de motie van de Parel van het Zuiden, in de lijn die de heer Kwisthout hier zet? Wij mogen graag eens een keer lachen aan tafel, maar wij voeren geen cabaretvoorstelling op. Ik hoop dat de Parel van het Zuiden ons dit soort moties in de toekomst zal besparen. De VOORZITTER Het is al merkwaardig genoeg dat de heer Leunisse mij kwalijk nam dat ik een grapje probeerde te maken. De heer LEUNISSE Mag ik even reageren, voorzitter? De VOORZITTER Als interruptie. Ja, heel snel. De heer LEUNISSE U zit nog niet zo heel lang in de raad, maar het is al eens eerder gebruikt in deze raad. Als de zaken namelijk zodanig zijn dat zeer sterk naar voren komt dat iedereen koste wat kost tóch gelijk wil hebben, tegen beter weten in, dan rest ons niets anders meer dan dit soort moties naar voren te brengen. De VOORZITTER Oké, dank u wel. Dan weten we waarom het is gebeurd. Wethouder GIELEN De heer De Roos weet aardig een andere gedaante aan te nemen, want gedurende de behandeling van dit onderwerp in de commissie ECG heeft hij niet één keer, niet twee keer, maar diverse malen zijn steun voor het collegebeleid op dit vlak uitgesproken, ook na 25 juni. Ik heb al aangegeven dat op 25 juni 1998 feitelijk het juridische dossier voorlag. Hij heeft daarover, ik meen, de term 'juridisch waterdicht' in de mond genomen en ook in de behandeling diverse malen daarna is er in positieve zin van de zijde van de fractie van GroenLinks gesproken, sterker nog, naar aanleiding van een verzoek van de fractie van GroenLinks heeft het college besloten om wederom tussentijds overleg te laten plaatsvinden. Ook dat overleg met het Van der Valk-concern heeft niet een of twee keer plaatsgevonden, maar meerdere malen. De suggestie die de heer De Roos wekt, als zou er tussentijds niets zijn gebeurd, kan ik niet delen. Tussentijds heeft er veelvuldig overleg plaatsgevonden, helaas zijn de partijen niet tot elkaar gekomen, en heeft dat uiteindelijk geleid tot de uitspraken van de rechtbank op 9 maart. Daaruit hebben wij onze conclusies getrokken. Wij hebben duidelijk aangegeven wat de redenen waren om het juridisch uit te gaan spreken met elkaar, ook hebben wij aangegeven dat wij hoopten sturing te kunnen geven aan dat proces en aan dat gebied. Dat is ons nu niet gelukt. Wij kennen de plannen van IBC nog niet. Nogmaals, dat heb ik in de eerste termijn ook al gezegd, ik heb de heer De Roos niet gehoord toen ik antwoord gaf in de commissie vorige week op de vraag van de heer Adank, dat wij IBC als een betrouwbare partner beschouwden. Daarna heb ik daarover geen uitlatingen meer gedaan, ook niet in de richting van de pers. Dus ik heb me ook niet uitgelaten als zou de directeur van Het Turfschip onbetrouwbaar zijn. Ik neem dus afstand van die woorden. Ik heb die niet in de mond genomen, en ik heb dat nadrukkelijk niet aan de orde gesteld, en ook toen heeft de heer De Roos niet gereageerd op mijn uitlating, want daarna heb ik daarover niet meer gesproken. De heer DE ROOS Daarna hebben wij ook geen commissievergadering meer gehad, dus heb ik daarop ook niet kunnen terugkomen. Ik heb met verbazing kennis genomen van wat u had te vertellen aan de commissie. Wij hebben het in het fractieberaad daarover gehad. En dit is nu het standpunt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 162