25 MEI 1999 166 Noortje. Ik hoop dat dit in de notulen komt te staan en dat Noortje daarmee al eeuwigheidswaarde krijgt. De vader is natuurlijk apentrots, dat merkt u, maar hij is natuurlijk ook wat vermoeid. Wilt u het hem daarom op de eerste plaats niet al te lastig maken, en wilt u op de tweede plaats meewerken aan een tijdige afloop van deze vergadering, want het kind moet nog worden gevoed. Ik begrijp dat dit geweldige reacties bij u uitlokt. Dit was het eerste punt. Mijn tweede mededeling is de volgende. Wij hebben voor de behandeling van het jaarverslag/jaarrekening 1998 en de Kadernota twee avonden gereserveerd, maar het is de bedoeling om deze onderwerpen vanavond te behandelen met een uitloopmogelijkheid naar morgenavond. Het is niet zo dat wij daarvoor twee avonden hebben uitgetrokken, wij hebben alleen twee avonden gereserveerd voor het geval datWij hopen, en u denk ik ook, om verschillende redenen, dus niet alleen vanwege Noortje, maar ook vanwege het mooie weer en de voetbalavond morgenavond, dat wij deze agenda vanavond kunnen afronden. Tegen elf uur kijken we hoever we zijn en we nemen dan gezamenlijk die beslissing. Dit betekent niet dat ik u ga opjagen, maar ik houd u wel aan de spreektijden, zoals wij die in het fractievoor- zittersoverleg hebben afgesproken. De fracties hebben ieder tien minuten. Het zijn acht fracties. De heer DUBBELMAN Voorzitter, wij hebben geconstateerd dat de jaarrekening apart aan de orde komt, en daarna de Kadernota. Wij zijn ervan uitgegaan dat we een korte beschouwing kunnen geven bij het jaarverslag en de jaarrekening, los van de algemeen politieke beschouwingen van de fractievoorzitters bij de Kadernota. De VOORZITTER Als u dat binnen die tien minuten doet, is dat prima. A. ALGEMENE BESCHOUWINGEN. 80. JAARVERSLAG/JAARREKENING 1998. 81. KADERNOTA 2000. De heer DUBBELMAN Ik zal zo kort mogelijk zijn. Namens de CDA-fractie kan ik aansluiten bij het advies van de Rekeningcommissie. Zij constateert in haar advies terecht dat het niet goed is dat wederom een fors aantal geplande investeringen niet is gerealiseerd en dat die overloop zelfs groter wordt. Het is terecht dat dit in het advies van de Rekeningcommissie wordt beschouwd als iets wat niet voor herhaling vatbaar is en ook vraagt om een concrete taakstelling en een tijdige bespreking, om ervoor te zorgen dat we in de volgende jaarrekening een minder grote overloop hebben. Een ander minpunt betreft de tegenvallende bedrijfsresultaten, bij een enkele dienst zelfs een fors tekort. Hierbij spreken wij de stellige verwachting uit dat ook dit niet voor herhaling vatbaar is. Dit betekent niet dat de CDA-fractie negatief is over de jaarrekening en het jaarverslag. Ik noem vier positieve punten en ik kan daarmee ook afsluiten. Op de eerste plaats: het jaarverslag is goed leesbaar en geeft inzicht in het vele werk voor de gemeente, die het epitheton van een stad met karakter waardig is. Op de tweede plaats is toch de kwaliteit van de jaarrekening als zodanig, in het licht van de millenniumproblematiek, de baan- problemen, althans de administratieve operatie daarvan, en verder ook de vervroeging, zonder meer acceptabel. Ik wil daarbij een positieve opmerking maken over de dienst Cultuur, die wel eens het zorgenkindje is geweest op het gebied van de financiële verantwoording, maar dit keer een prima jaarrekening heeft. De derde en voorlaatste opmerking is onze lovebaby, ook het CDA heeft een lovebaby. Dat betreft de behoedzaamheidsreserve. Wij constateren in de jaarrekening dat de greep in de snoeppot van een 0,5 miljoen van de 5 miljoen toch een verantwoord ondeugend greepje is geweest. Want wat zien wij in de jaarrekening? Behalve het feit dat die 0,5 miljoen keurig wordt gedekt, telt zelfs de behoedzaamheidsreserve nog met afgerond 3 miljoen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 166