28 JANUARI 1999 dat volkshuisvesting helaas heeft moeten afhaken ten aanzien van het project A.9., maar dat gelukkig Laurentius in staat was om dit op te pakken waardoor alsnog deze ouderenwoningen kunnen worden gerealiseerd. De fractie van de Parel van het Zuiden dankt de wethouder hiervoor hartelijk, wij gaan van harte akkoord met het voorstel. Wethouder VOSSENAAR-BLOKDIJK Als ik de raad goed beluister, dan hoor ik voornamelijk instemming met dit voorstel en dat doet mij deugd. In mijn reactie op de opmerkingen wil ik het volgende zeggen. Wij hebben dit jaar nog steeds te maken met een convenant met de woningbouwcorporaties waarin de criteria voor de besteding van dit volkshuisvestingsgeld zijn vastgelegd. Wij houden ons aan dat convenant en wij doen dat in overleg met de corporaties. Het grappige is eigenlijk dat de heer Verpaalen zegt: geef ze alle vier maar wat, dan kunnen zij zelf aangeven welke projecten ze zouden willen uitvoeren. Als u het voorstel goed leest, dan ziet u dat dat ook gebeurt, want alle corporaties komen aan bod en zij hebben ook zelf aangegeven welke projecten zijbinnen de kaders die wij hebben gesteld, willen aanmelden. Eigenlijk wordt u dus op uw wenken bediend. Relevant vind ik de opmerkingen over de nabije toekomst. Ik wil aansluiten bij datgene wat een aantal sprekers zegt, namelijk: hoe gaat het het komend jaar? U geeft allen te kennen dat u zeer geïnteresseerd bent in een onderzoek naar de mogelijkheden van een sobjectsubsidie. U heeft van mij al begrepen, uit mijn reactie in de commissie, dat wij daarmee druk doende zijn. Ik had u dat al in de nota Volkshuisvesting aangekondigd. Ik denk dat het een goede zaak is, en dat doen we overigens ook, om in de evaluatie van het convenant, waarvan ik de eerste resultaten eind februari verwacht, te kijken welke mogelijkheden we hebben om het fonds in 1999 te besteden. Ik hoop dat u allen dan zult kunnen instemmen met de keuzes die wij samen maken. Dit jaar is binnen de criteria nadrukkelijk gekozen voor huurmatiging en voor ouderen. Dat is een heel bewust gegeven. Dat wij vorig jaar een aantal andere mogelijkheden uit het fonds hebben benut, met name naar de woonomgeving toe, was een keuze die we toen maakten, maar uw commentaar van toen gehoord hebbende, dacht ik in uw lijn te handelen door dit jaar voor deze doelgroep te kiezen. Uiteraard is de doelgroep daarmee zeer gebaat. Het kan op dit moment niet anders zijn dan dat wij ons richten op projecten. Wij kunnen ons nog niet richten op individuen, want daarvoor hebben wij niet de ruimte. Dat mag duidelijk zijn. Gevraagd is: waarom de overige gegadigden niet? In die zin kom ik nu terecht bij het amendement van GroenLinks. De keuze die wij hebben gemaakt heeft plaatsgevonden binnen de regels van het spel, zoals wij die met de corporaties hebben afgesproken. Dat betekent dat er ook projecten buiten de boot vallen. De corporaties weten dat, en in het overleg met hen is een keuze gemaakt uit alles wat zij hebben aangeboden. Ik voel er niets voor om te hooi en te gras 1.600.000,- uit de algemene reserves te halen. Dat lijkt mij hoogst ongewenst. Ik denk dat mijn collega's mij dat ook niet in dank zouden afnemen, en ik kijk daarvoor maar even het rijtje langs, om in de trant van mevrouw Van Beusekom te spreken. Ik ontraad u het amendement. Ik moet u zeggen dat ik daarin niet veel heil zie. Veel meer heil zie ik in een serieuze bespreking over de besteding van de gelden die wij voor dit jaar op de rol hebben staan, en dat is toch altijd nog 3 miljoen. Met betrekking tot het project A.9., waarop ik ook in de commissie een uitvoerige toelichting heb gegeven, het volgende. Er is op dit punt een gemeentelijke huurmatigingssubsidie noodzakelijk naast de forse onrendabele investering die deze woningbouwcorporatie hier doet. Wij subsidiëren niet anders dan in de woningen middels de huren. Dat de corporatie daarnaast het hele complex realiseert, staat hiervan los. Er komt een steunpunt, zij het een beperkt steunpunt, dat moeten wij ook wel in de gaten houden. Het is in feite een servicepunt, maar er is daaraan wel een grote behoefte in Princenhage, en vandaar dat wij ook het grote belang daarvan inzien. Het lijkt alsof er sprake is van twee concurrerende partners, maar ik denk dat beide partners op een ander moment in contact zijn getreden over de te verkopen grond, en dat de ene partner in dezen toch iets meer te bieden had dan de andere. Dat kan zo zijn. Wij zijn daarin verder ook niet direct meer betrokken. Ik ben het absoluut niet eens met de opmerkingen van de heer Kwisthout. Zijn opvatting over de woonlastensubsidie kan ik wel plaatsen in de lijn van de sobjectsubsidie, waarover we zullen gaan praten. Voorts verschil ik toch met hem van mening over zijn verdere opmerkingen aangaande de woningbouwcorporaties Ik denk dat hem dat bekend is. 16

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 16