24 JUNI 1999 296 waarmee alle grote steden, die na Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht komen, te kampen hebben. Wij hebben gisteren ook een bijeenkomst gehad waar de wet Personenvervoer aan de orde kwam. Daar is gesproken over het omgaan met de Europese aanbestedingen, welke maatschappijen, et cetera. De grootste druk lag op het bijzonder armetierig toebedeeld zijn met openbaar vervoer. In antwoord op de opmerkingen en vragen over wat Breda nu eigenlijk wil met het openbaar vervoer, kan ik heel kort en krachtig zeggen: Breda wil méér mensen in de bus, en omdat lege bussen in de avonduren niet bepaald bijdragen tot de bezettingsgraad zoeken wij naar manieren om de bezettingsgraad hoger te krijgen. Ik vind de redenering om de 500.000,-- daarvoor in te zetten krom, want daarmee bereik je de totale bezettingsgraad ook niet. Dat wil dus zeggen dat we nog een noodlijdend net hebben waarbij we proberen om de gaten die in de dienstlijnen vallen zo goed mogelijk te repareren. Ik ben blij met de suggestie over de nachtbussen. We moeten ernaar kijken hoe we deze rendabel kunnen maken. Daarnaast zijn er nog de borrelbussen. Dat zijn allemaal zaken die moeten worden uitgezocht. Dit jaar hoop ik nog met de openbaar vervoersnota te komen. Daarin zal ook worden ingegaan op de techniek. Het is een vreselijk technische nota. Ik heb nu al gezien dat die erg dik is. Omdat ik vermoed dat u zult verzoeken deze te comprimeren, zullen we dat gaan doen. In deze nota zal het grote, meerdere inzicht staan over hoe we met het openbaar vervoer moeten omgaan. De heer Scheltens wil een duidelijke dienstregeling, want de tekst is erg onduidelijk. Dat heeft de hele commissie de afgelopen keer al opgemerkt. Natuurlijk zal deze heel duidelijk moeten zijn. Mevrouw Kremers heeft er ook op gewezen, het is puur noodzakelijk, want als je daarnaar nog moet zoeken dan lijkt mij dat erg moeilijk. U heeft gesproken over de ƒ4,5 miljoen. Deze ƒ4,5 miljoen geven ook al aan dat de BBA de tweede maatschappij in Nederland is, dat vind ik heel belangrijk, en daarnaast heeft de BBA een van de allerbeste prijsvoeringen. Dus wat dat betreft denk ik dat het goed is dat deze maatschappij ook het kapitaal heeft dat ze natuurlijk niet alleen in Breda verdient, maar waarmee ze ook een goede bedrijfsvoering kan voeren. Ik zou in deze zaak graag willen spreken over scherpe onderhandelingen, die vind ik noodzakelijk, maar om er hier nu van uit te gaan dat we daarmee nog wat kunnen, geloof ik niet. Ik wil ook nog even melden, dit is een melding, u vroeg er niet naar, dat ik in de pauze heb gesproken met de vertegenwoordiger van ROVER. Ik heb daarin gezegd: ik vind het logisch dat wij niet met u de dienstregeling opzetten, maar ik zou het wel prettig vinden om regelmatig goed contact te hebben. Daardoor kunnen wij de problemen die u hier allemaal aansnijdt van het CVV, van alle maatregelen en van de BredaPas-houders in breed verband met elkaar bespreken. Wat betreft de BredaPas-houders zullen wij, en dan kijk ik even naar mevrouw Heerkens, want zij doet volop daaraan mee, samen proberen om voor hen een oplossing te vinden in relatie tot het CW. De heer HAARHUIS Bij interruptie. In het raadsvoorstel stelt u met enige stelligheid dat de middelen daarvoor niet uit het openbaar vervoer zullen kunnen komen. Aan de andere kant zie ik wat betreft de bezoekerspas dat ook uw fractie pleitte voor het zoeken van de middelen binnen de betreffende portefeuille. De BredaPas-houders zijn niet de oorzaak van de problematiek die we met het openbaar vervoer hebben. Omdat ik dat zo had begrepen in de commissie was ik niet erop teruggekomen. Maar nu u dit zo zegt denk ik dat het toch noodzakelijk is en dat het wel degelijk te overwegen valt om te kijken waar je die middelen wél kunt halen binnen de portefeuille, en wel binnen het openbaar vervoer. Hoe zit De VOORZITTER Een korte interruptie graag. Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX Ik denk datje in zijn geheel daarnaar moet kijken en je moet afvragen wat het allemaal te maken heeft met mobiliteit en openbaar vervoer. Wij proberen dit te onderzoeken. Het is nog nergens vertoond in den lande. Wij zullen ons uiterste best doen. Meer kan ik daarover niet zeggen. Zeggen dat je je uiterste best zult doen, en dat namens het college, is een hele zware toezegging.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 296