24 JUNI 1999
297
De heer HAARHUIS
Maar de stelligheid waarmee u zegt waar het in ieder geval niet vandaan moet komen,
vind ik in principe erg ver gaan. Ik zou het plezierig vinden als u zou zeggen: we moeten
dat als college. Dan is er meer ruimte dan wanneer u alleen maar één kant opkijkt.
Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX
Ik praat altijd in de wij-vorm, en als ik per ongeluk 'ik' zeg, dan moet u mij ook
onmiddellijk afstraffen. Het is echt zo dat wij als college zoeken naar de oplossing. Daarin
heeft u groot gelijk. Een ander punt is dat ik heel blij ben dat u met de ambtenaren de 90
procent dekking van Breda met vervoerslijnen heeft uitgezocht, want ik had het nooit zo
fraai meer neer kunnen zetten. Voorzitter, dit was het eigenlijk.
TWEEDE TERMIJN
De heer HAARHUIS
Ik kom even terug op de BredaPas-houders. Ik zou een pleidooi willen houden voor het
vinden van een oplossing en ik wijs u erop, wij hebben dat in de commissie ook al
besproken, dat de uitnutting van de middelen voor de BredaPas, die we daarvoor hebben
ingezet, daarbij aan de orde is. Ik heb echter niet begrepen dat daar wat over is. Dus we
zitten daar toch wel met een probleem, denk ik.
Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX
Het hele leven bestaat soms uit kiezen.
De heerSCHELTENS
Allereerst willen wij reageren in de richting van twee fracties. Tijdens de commissie
behandeling heb ik mij verbaasd over het standpunt van D66. Men nam een zeer ferm
standpunt in en vervolgens blijkt men wél voor het voorstel te zijn. Tijdens de behandeling
hier hoor ik mevrouw Vossenaar ook hele ferme uitspraken doen. Men beseft terdege wat
de ingrepen van dit hele gebeuren betekenen, met name voor de randen van Breda, en
vervolgens is het meer dan normaal dat men voor het voorstel is. Dat moeten de fracties
natuurlijk zelf weten, maar ik begrijp het niet zo goed. D66 is voor de laatste keer
collegepartij, en dat vergt heel wat van zo'n kleine fractie, maar Breda '97 is dat niet meer.
Ik wil niet zeggen dat je als oppositie per definitie ergens tegen moet zijn, maar bij het
innemen van een standpunt moet het voor een toehoorder duidelijk zijn wat het
standpunt is bij de definitieve besluitvorming. Blijkbaar gaat dat hier niet op. Dus ik
begrijp het verschil tussen het inhoudelijke standpunt en de uiteindelijke stemming niet.
Wat het inhoudelijke betreft begrijp ik één ding niet van de wethouder en de heer Van
der Hulst. Er wordt steeds maar gepraat over bussen met een lage bezettingsgraad, er zijn
bussen waarin weinig of geen mensen zitten. Inderdaad, als je die buslijnen eruit haalt
dan kun je naar buiten toe ermee pronken dat de bezettingsgraad omhoog vliegt. Als je
dat doortrekt, dan kun je van de 40 lijnen er 30 opheffen en naar buiten toe zeggen dat
we met10 lijnen in Breda het hoogste bezettingspercentage in onze bussen hebben. Dit is
het paard achter de wagen spannen. Als je begint een systeem te ontmantelen dan wordt
het een self-fulfilling prophecy. In Breda is er al een algemene tendens dat de mensen
zeggen dat er 's avonds of 's morgens toch geen bussen rijden. Je moet ervoor zorgen, en
daarvoor moet je de middelen inzetten, om de mensen wél op die bus te krijgen. Niet
alleen de service vergroten voor de mensen die al op de bus zitten, je moet de middelen
inzetten om méér mensen in de bus te krijgen. En dan moet je dus niet beginnen met
buslijnen te schrappen.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
De heer Scheltens vraagt om een reactie. Het is blijkbaar niet helemaal duidelijk dat je
forse kritiek kunt hebben op onderdelen van een voorstel, maar desondanks kunt vinden
dat er geen beter alternatief is. En ook dat is de vorm waarin wij graag oppositie voeren.