24 JUNI 1999
303
het volgend jaar nog niet geholpen zal zijn. De directeur heeft in de commissie al
voorspeld dat omstreeks september volgend jaar de problemen hem echt tot de lippen
staan. Wat betreft de Oranjevereniging wil ik de wethouder nogmaals uitnodigen om eens
met verve te verdedigen wat de inhoudelijke noodzaak is voor een overbruggingsjaar. Een
ander aspect van het voorstel is de hoek waar de klappen vallen. Inmiddels bereiken ons
berichten van verenigingen die zich dit niet hebben gerealiseerd, waar het toch wat
onverwachts is, misschien is dit verkeerd gezegd, maar waar men nu ineens in de
problemen komt. Ook die consequenties zijn in het commissieberaad en in het voorstel
zelf onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Er is wel over een aantal van 35 gesproken en er is
gesproken over het communicatietraject, dat redelijk zorgvuldig zou hebben
plaatsgevonden, maar om dan ook mede in dit voorstel inhoudelijk de afweging te
maken: is dit nu de bedoeling voor dit overbruggingsjaar? Of moeten we niet wat
ruimhartiger zijn en ons afvragen, als er op weg naar de definitieve harmonisatie één jaar
overbrugging is, kunnen we dan wat dieper in de buidel tasten en eventueel nog wat
extra clubs daarin ter wille zijn? Gelet op het feit dat de motivering daar ontbreekt, heb ik
zojuist dat ordevoorstel ingediend. Het leidt er uiteindelijk in de afweging niet toe dat wij
tegen het voorstel zullen zijn, maar toch wel met een wat vreemde smaak in de mond.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Over dit onderwerp is inderdaad zeer uitvoerig in de commissie gesproken. Ik ga niet op
alle onderdelen weer in. Maar onze conclusie was, dat wij dit voorstel zien als een stap op
weg naar een inhoudelijke discussie over de uitgangspunten van de nieuwe regeling,
waarbij moet worden uitgegaan van het grote belang van een gezond verenigingsleven
voor onze totale stad. Dat er op dit moment, dat hebben wij ook opgemerkt, extra
middelen ter beschikking worden gesteld, aan de SOB en het IMW met name, is een goede
zaak, maar eenmalig geld schept op zijn minst verwachtingen als het dient om structurele
problemen aan te pakken. Daarmee zal ook rekening moeten worden gehouden voor de
komende jaren. Hoe moeilijk het ook is, naar onze opvatting zal subsidieverlening
maatwerk moeten zijn zonder dat er sprake is van rechtsongelijkheid, want dat mag
natuurlijk niet. Wat wij dus verwachten is niet alleen een technisch-juridisch verhaal in de
loop van het komend jaar maar ook een beargumenteerde uitgangspuntennotitie. Daarbij
is een eventuele vangnetconstructie, zoals de WD oppert, nog niet zo'n gek idee. Zorg
hebben wij ook over de communicatie, gezien het strakke tijdpad. Hopelijk wordt er toch
voldoende ruimte gemaakt in dat tijdschema om gedegen te praten, met name met die
organisaties waarvoor de kraan dichtgaat, en kunnen de gevolgen daarvan goed in beeld
worden gebracht. Dat vinden wij een erg belangrijk punt.
De heer JOOSSE
Het gaat inderdaad, zoals mevrouw Vossenaar heeft gezegd, om een soort overgang, een
soort eerste stap. Het sluit aan op de afspraak die wij daarover in het programakkoord
hebben gemaakt. Met ingang van 1 januari 2001 moeten wij komen tot een inhoudelijke
en technische harmonisatie en tot die tijd proberen wij in ieder geval nu met een aantal
extra uitgaven knelpunten weg te werken die in de afgelopen jaren zijn ontstaan. Dit
betekent dat we nog een verlenging hebben van de huidige overgangsregeling met één
jaar en voor de meeste verenigingen die subsidie ontvangen is dat een hele gunstige
uitkomst. Alleen de zekerheid die die verenigingen zo graag zouden willen hebben nu we
een paar jaar verder zijn, ontbreekt nog steeds en dat maakt de mensen natuurlijk
onrustig. Die zekerheid moet zo snel mogelijk worden geboden. We kunnen akkoord gaan
met het voorstel. Wij staan volledig achter de extra uitgaven die worden gedaan ten
behoeve van het ouderenwerk, het maatschappelijk werk en de amateurkunst. Wat
betreft het vervallen van de subsidie voor organisaties zonder subsidietitel, is het
natuurlijk zo dat die organisaties daarvan al een aantal jaren op de hoogte waren. Dat
deze nu wordt beëindigd kan voor hen dan ook niet als een verrassing komen. Bovendien
is er voor verenigingen nog een activiteitenbudget dat incidenteel kan worden
aangesproken, dus ze vallen niet helemaal zonder financiële middelen. Voor de toekomst
moet er, zoals ik al zei, snel duidelijkheid komen over waar we met de subsidie in Breda
naartoe gaan, niet alleen een technische harmonisatie maar ook een inhoudelijke. Dat