30 SEPTEMBER 1999
338
overweegt dat:
1. de verdergaande bestudering van de verkeersproblemen in de regio door een aantal
gemeenten, hoewel nuttig, geen perspectief biedt voor een concrete en fundamentele
oplossing van deze problemen;
2. ook de gedeputeerde Verkeer van de provincie Noord-Brabant, de heer P. van Vught,
zich ter vergadering van Provinciale Staten in deze zin heeft uitgelaten (BN/De Stem, 24
september 1999);
3. het realiseren van een treinverbinding tussen Breda en Utrecht, met een halte in
Oosterhout, wél bijdraagt tot een structurele oplossing van het verkeersprobleem in het
gebied Breda - Teteringen - Oosterhout. Bovendien wordt hierdoor het gebruik van het
openbaar vervoer verder gestimuleerd;
4. het Rijk geen haast maakt met de realisering van deze spoorlijn, ondanks een door de
Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen motie Rosenmöller over deze
kwestie in december 1996. Een kopie van deze motie is bij deze raadsnotulen gevoegd,
bijlage II;
5. deze kwestie steeds urgenter wordt, mede gelet op de door de gemeenteraad van
Breda gewenste realisering van een VINEX-nieuwbouwlocatie voor 3000 woningen;
6. het daarom geboden is de dringende noodzaak van het op de kortst mogelijke termijn
realiseren van de spoorlijn Breda - Utrecht onder de aandacht te brengen van de minister,
het kabinet en de Tweede Kamer;
besluit:
het college van burgemeester en wethouders op te dragen bij de minister van Verkeer en
Waterstraat, het kabinet en de leden van de Tweede Kamer dringend onder de aandacht
te brengen de noodzaak van het versneld realiseren van de spoorlijn Breda - Utrecht
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De heer VAN DER HULST
Bij interruptie. Ik wil de heer Scheltens graag een toelichtende vraag stellen, omdat ik dat
punt niet begrijp. Met de BORD-studie wordt een bepaald gebied afgebakend en op
voorhand was al duidelijk dat de spoorlijn Breda - Utrecht niet tot die studie zou behoren.
Die spoorlijn is wel een belangrijk thema. Maar waarom brengt u die nu naar voren? Dat is
mij onduidelijk.
