28 OKTOBER 1999 384 moment het grootste bedrag zitten. Het is een wettelijke verplichting, dat weet u. Een volgende punt is, dat degene die gebruik gaat maken van de Wachtgeldregeling terecht zegt, en dat hebben we in de commissie ook besproken, dat alle inspanning moet worden geleverd om de mensen zo snel mogelijk te herplaatsen. Vanuit dat verleden hebben wij Arbeidsvoorziening daarop aangesproken. We hebben daarover overigens een constructief gesprek gehad. Men is bereid, en men is er al mee bezig, om via outplacement zo snel mogelijk de werknemers te plaatsen. Van de kant van de gemeente volgt Personeelszaken dat in goede samenwerking met Arbeidsvoorziening. Deze zaak loopt dus in ieder geval. Natuurlijk is het zo dat wij proberen het maximale bedrag dat zou zijn gemoeid met de hele afwikkeling rond het RWS, te beperken. Maar wat betreft het gebruik maken van de afkoopregeling kan dat dus niet, want dat is gebeurd en dat zullen we moeten betalen. Een andere opmerking betreft het voortbestaan van het RWS. Het RWS-bestuur zelf heeft aangegeven dat een zelfstandig voortbestaan niet verstandig zou zijn. Wat we wel willen doen, en daarmee zijn wij bezig, is heel nadrukkelijk kijken naar en een visie ontwikkelen op de aanpak van de cliënten die in fase 4 zitten. Dat vraagt wat anders dan ons reguliere arbeidsmarktbeleid en dat betekent dat we veel meer in de richting van een heel zorgtraject gaan, daarbij hoort ook het leer-werkbedrijf waarmee de BSW bezig is, dat wordt ontwikkeld als instrument dat past bij de aanpak van fase 4. Maar daarover zult u nog meer te horen krijgen. De bedoeling is dat de methodiek en het instrumentarium van het RWS daarin heel nadrukkelijk een rol gaan spelen. Dus het is heel wel mogelijk dat deze in de toekomst worden ondergebracht bij de BSW. In december komt, zoals afgesproken, het toekomstperspectief van het RWS in de commissie. Wij zijn nu bezig stappen te ondernemen en te proberen de methodiek van het RWS, ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat deze blijft voortbestaan, zó onder te brengen dat we er in de loop van het volgend jaar mee verder kunnen. Dus u wordt daarover nog verder ingelicht. Tot zover de beantwoording van de vragen van de heer Schroder. Aan de heer Kwisthout, die garanties vraagt, kan ik melden dat er tussen Randstad Nieuw Werk, de makelaar van Ben, en het RWA hele nauwe kontakten zijn om samen de trajecten uit te voeren zoals we die hebben ingekocht. Dat loopt nu met een tiental trajecten en dat zal in de loop van 2000 worden voortgezet. De mensen gaan dus waarschijnlijk werken bij Ben, maar wij hebben afgesproken dat wij ze ook kwalificeren. Het gaat dus om een rechten- en plichtenverhaal. Aan de ene kant geeft Ben aan dat men langdurig werklozen wil plaatsen, aan de andere kant zullen wij als gemeente ook moeten zorgen voor kwalificering. Daar hebben we trajecten voor ingekocht, daar hebben we ook nog een scholingsbedrag voor neergezet. Dus in die zin denk ik dat het een heel duidelijk voorbeeld is van hoe wij willen werken. Akkoord. 189. GEMEENTE BREDA: DIGITALE STAD. De heer LEUNISSE Wij waren wat onderbezet in de commissies, maar we willen toch een positieve bijdrage leveren wat betreft dit voorstel over de digitale stad. Wij hebben in onze fractie gesproken over digitale democratie en wij zien dit als de eerste stappen. Wij wachten nog op het interactieve medium dat daarin gaat meespelen, maar zover is het nog niet. Wij stemmen in met dit voorstel. De VOORZITTER Nu nog een digitale parel en dan hebben we het. Akkoord. 190. OP GROND VAN ARTIKEL 3 VAN DE MONUMENTENWET 1988 HET PLAATSEN VAN "DE BOERDERIJ MET VLAAMSE SCHUUR EN TWEEDE SCHUUR", BREDESTRAAT 6, OP DE LIJST VAN BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 384