28 OKTOBER 1999 396 dat moment ook heel erg zorgvuldig moeten kijken wat we doen. Ik zou het wat sterker willen kwalificeren dan met: ook sociale woningen. Ik vind dat een iets te magere weergave. Op dit moment hebben we het nog over éénderde-éénderde, we zullen zien hoe dat straks uitpakt. Ik kan me niet voorstellen dat wat dat betreft de sociale woningbouw dan minder zou moeten worden. Het is goed om te vermelden dat het ministerie met betrekking tot de sociale aspecten, de sociale pijler in het stedelijke Ontwikkelingsprogramma, anderen spraken hierover ook al, geen vergaande kritische opmerkingen had en dat we kunnen stellen dat Breda op dat punt zijn huiswerk goed heeft gedaan. De aanvullingen die we als commissie hebben gevraagd, zijn dan ook alleen maar een verdere verbetering van datgene wat we al met elkaar hadden afgesproken. Maar met goed huiswerk en afspraken en goede woorden in de commissie zijn we er niet. We kunnen weliswaar met elkaar vaststellen dat sociale doelstellingen ook door de toevoeging nog een extra accent hebben gekregen, maar dat verplicht ons in onze optiek ook om in de toekomst, waar dat nodig is en waar bij stedelijke vernieuwingsprojecten zal blijken dat dat aan de orde is, ervoor te zorgen dat extra middelen uit het inves teringsbudget kunnen worden ingezet voor het daadwerkelijk oplossen van de knelpunten, waarover we nu met elkaar spreken en die we met een extra accent willen betitelen in deze Stadsvisie en in de uitwerking. De intensivering van de ondersteuning van dat beleid, gericht op de vergroting van een actieve deelname aan de samenleving en het terugdringen van bestedings- en inkomensproblemen, is dan ook heel belangrijk. Mijn fractie heeft er vertrouwen in dat de Stadsvisie, de monitor, zal functioneren als een goed baken bij het beoordelen van het succes van uitvoerend beleid en het formuleren van nieuw beleid. Voorlopig moeten we maar eens aan de slag met de plannen die we nu hebben. Mijn fractie stemt dan ook positief in met de Stadsvisie en nodigt het college uit de plannen met kracht in de richting van de minister te vertalen en ze te verdedigen, waardoor de stad aan de gang kan met nieuwe individuele afspraken met het Rijk ten behoeve van het oplossen van de problemen die er zijn en dan de kansen van de stad met beide handen aan te grijpen. De heer DE ROOS In de gecombineerde commissie ECG/RO op 20 oktober 1999 is al uitgebreid op het raadsvoorstel en de onderliggende drie nota's ingegaan. Het raadsvoorstel is inmiddels op het punt van de motivering gewijzigd. Het is niet de bedoeling om de discussie die daar is gevoerd in zijn geheel over te doen. Ik moet zeggen dat ik overigens in mijn notities wel veel terugvind van wat er toen is gezegd en wat er vandaag is gezegd door de verschillend personen die al aan het woord zijn geweest. Onze kritiek op de Stadsvisie betreft een paar hoofdpunten en die wil ik vrij uitvoerig bespreken. Ten eerste het communicatietraject. De burgers hebben uitgebreid mogen reageren op het 'koffertjes'-traject, de Meerjarenvisie. Het is niet helder geworden wat daarmee is gedaan in relatie tot de Stadsvisie. De Stadsvisie en het Meerjarenontwikkelingsplan werden glossy en wel gepresenteerd op 4 oktober 1999, toen de Nota van Commentaar op het 'koffertjes'-traject nog moest worden vastgesteld door burgemeester en wethouders op 12 oktober 1999. De concept-Stadsvisie zelf is niet aan inspraak van de burgerij onderhevig geweest, wel van enkele groepen, onder anderen rijksambtenaren, maar niet volgens de Regels van het Spel. Dit doet afbreuk aan het draagvlak van deze nota's. Natuurlijk was er haast. Voor 1 november 1999 moesten de plannen bij de minister liggen, maar de inspraak had dus beter moeten worden gepland. Uit de brief van de minister, overigens de brief aan de gemeente van 18 oktober, blijkt dat meerdere gemeenten hun plannen vóór 1 november 1999 weliswaar moeten indienen, maar dat deze vervolgens de tijd krijgen om in de loop van november de plannen te laten vaststellen door de gemeenteraad. Er was dus wel iets meer ruimte. Wethouder GIELEN Ik wil even interrumperen, want de heer De Roos heeft óf niet geluisterd óf niet willen luisteren. Wat hij zegt is onjuist, 1 november is hard. Er is een aantal gemeenten dat uitstel heeft gekregen omdat er in de reguliere planning van raadsvergaderingen data waren vastgelegd. Dan hebben we het over 2, 3 of 4 november maximaal. In die orde van grootte

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 396