11 NOVEMBER 1999
409
een halt worden toegeroepen. Andere fundamentele keuzes moeten worden gemaakt ten
behoeve van de preventie van onkruid, ander en minder onderhoudsgevoelig groen en
kwaliteitseisen voor verlichting. Adequate actie kan niet binnen de huidige budgetten.
Vandaar dat wij bij de kadernota absoluut met een structurele claim zullen komen. Dan
zal mijn fractie ook vastgelegd willen hebben dat het totaal van gemeentelijke lasten, ik
denk aan de OZB, afvalstoffen en rioolrecht, op hetzelfde niveau blijft en niet stijgt. Door
het instrument van het collegewerkprogramma kan de coalitie op hoofdlijnen haar eigen
doelstellingen bewaken. Waarom stagneert de informatie naar de raad? Ook op het
grondgebied van de gemeente Breda zal het aantal agrarische bedrijven door
verschillende oorzaken drastisch afnemen. Wij vragen van het college om
afbouwregelingen met een open mind tegemoet te treden, en daarbij vooral het
menselijk aspect niet te vergeten. De ellende in de sector is al groot genoeg. Zorg blijven
wij houden over de reservepositie versus de risico's: stijging van marktprijzen bij
aanbestedingen, de gespannen arbeidsmarkt, de hoge conjunctuur en de onzekerheid
rond de opgenomen PM-risico's nopen mijn fractie om het college met klem te verzoeken
vooral over het laatste punt bij de Kadernota 2001 meer duidelijkheid te geven. Tot slot
het laatste punt. Het wordt hoog tijd dat de grondpolitiek terugkomt op de politieke
agenda. Een actieve grondpolitiek moet absoluut voorkomen dat projectontwikkelaars, en
wij denken daarbij aan de malafide projectontwikkelaars, met winsten gaan slepen, terwijl
de gemeenschap het nakijken heeft, grond en woningen duurder worden en de gemeente
financieel bij de burgers te biecht moet. Tot zover mijn eerste termijn.
De heer MEEUWIS
Het uitgangspunt voor Breda, en daarmee het motto voor zijn bestuur, blijkt te zijn: geen
woorden maar daden. Het gaat goed met ons. Zoals wij in de begroting kunnen lezen,
beschikken wij ook over voldoende middelen om zaken daadwerkelijk ter hand te kunnen
nemen. Wij zijn ambitieus in datgene wat wij voor onze stad willen bereiken. De WD is
blij met een dergelijk ambitieniveau, en een bestuur dat uitstraalt die ambitie te willen
invullen. In een tijd waarin het ons voor de wind gaat willen wij, in het licht van deze
begroting, even stilstaan bij datgene wat nodig is om de geformuleerde woorden
praktisch om te zetten in daden, daden van het bestuur, de daadkracht en kwaliteit van de
uitvoering, en dit alles binnen de door onszelf geformuleerde financiële uitgangspunten.
Nog maar heel kort geleden is door deze raad de Stadsvisie vastgesteld. Onze ambities
voor het te voeren beleid over een lange periode zijn daarmee in een leidraad
geformuleerd. Al deze plannen zijn afhankelijk van een externe financiering, daar de
gemeentelijke financiën daartoe niet toereikend zijn. De WD heeft hiertoe bij eerdere
gelegenheden al het belang van een actieve lobby naar andere overheden onderstreept.
Maar ook de subsidiemogelijkheden in de overheidssfeer zullen niet in alle gevallen
voldoende zijn om grote projecten financieel rond te krijgen. Breda zal in dit verband dus
zijn aangewezen op de particuliere sector. In sommige gevallen zal het bedrijfsleven
mogelijkheden zien om projecten voor eigen rekening en risico te realiseren. In andere
gevallen is een samenwerking tussen overheid en ondernemer de aangewezen weg. De
WD staat in het algemeen zeer positief ten opzichte van deze laatste vorm van Publiek
Private Samenwerking. Voor de ontwikkeling van de bijvoorbeeld in deze ambitie
passende plannen voor de Spoorzone is een dergelijke samenwerking essentieel. En daar
ligt dan ook gelijk een punt van zorg voor ons, want het doen van dergelijke zaken en het
uitonderhandelen van contracten is in ieder geval niet de dagelijkse taak van de Bredase
overheid. Onze (private) partners in dezen, zoals een NS-Vastgoed, hebben op dat vlak
aanzienlijk meer ervaring. In dit opzicht zijn de Publiek Private partners dus geen
gelijkwaardige partijen. De vraag die wij derhalve hierbij hebben is of het college een
duidelijke visie heeft over hoe om te gaan met dergelijke PPS-constructies, en wel op een
dusdanige wijze dat een optimaal resultaat wordt geboekt (lees: in lijn met onze ambities)
bij een zo beperkt mogelijk gemeentelijk risico? Tevens is het van belang om te weten of
het gemeentelijk apparaat voldoende is toegerust voor dergelijke activiteiten, of is het
belang en de noodzaak van externe deskundigheid nodig? Deze zorg wordt ook
ingegeven door het gemis aan kordaatheid bij de uitvoering van het geformuleerde en
bestaande beleid. Ik gaf zojuist al aan dat ook de WD graag kiest voor het motto "geen