11 NOVEMBER 1999
446
Wethouder GIELEN
Er zijn in mijn richting twee korte vragen gesteld. De eerste vraag is van de CDA-fractie en
heeft betrekking op het welstandstoezicht. Gevraagd is om in Breda reeds te gaan
anticiperen op de ideeën die staatssecretaris Remkes daaromtrent heeft. Ik heb daarover
gisteravond in de commissie reeds aangegeven dat de Welstandsnota, zoals die er in
concept lag, ook op de ideeën van staatssecretaris Remkes wordt getoetst. In belangrijke
mate stemt die nota reeds daarmee overeen, en ik zeg u toe dat de invoering van het
nieuwe welstandstoezicht in ieder geval ruimschoots vóór de wijziging van de Woningwet
zal plaatsvinden in Breda. Daarmee anticiperen we dus al op die gedachte. In de richting
van D66, als het gaat om de CSM-locatie, het volgende. Al eerder hebben er ideeën
geleefd rondom de aankleding van het peper- en zoutstel. Feitelijk zijn er al opdrachten
van kunstenaars geweest en ook uitgevoerd. Ik vind uw idee in ieder geval van dien aard,
en ik meen zelfs dat het ook is ingediend bij de lange projectenlijst in het kader van het
750-jarig bestaan van Breda, dat ik het onder de aandacht zal brengen van het bestuur,
dat zich momenteel daarmee bezighoudt.
De heer LEUNISSE
Bij interruptie. Ik heb diverse vragen gesteld die betrekking hebben op de portefeuille van
wethouder Gielen, maar blijkbaar heeft hij er geen behoefte aan die te beantwoorden.
Wethouder OOMEN
Mevrouw Kremers heeft nog om een verduidelijking gevraagd met betrekking tot de
buitenruimte. Er zou enig verschil bestaan tussen de beantwoording die ik nu heb
gegeven en in de commissie. Ik heb in de commissie als volgt geantwoord: enkele
gebiedsplannen hebben de analyse doorlopen en zijn in de commissie en in de raad
geweest. Daarover kan ik dus zeer concreet zijn. Ik heb gezegd: een aantal plannen was
niet tijdig geregeld, het was een gigantisch karwei, en daarvoor zal ik moeten volstaan
met een globale indicatie. Dat totaal geeft de financiële problematiek aan van de
buitenruimte. Zo heb ik in de commissie geantwoord, en die aanvulling geef ik nu dus
ook. Met betrekking tot het terugdringen van de afvalstoffenstroom heb ik, in de richting
van GroenLinks, in de eerste termijn nog vergeten op te merken, dat wij op dit moment
enorm veel doen aan het gescheiden inzamelen van wit en bruin goed, in samenspraak
met de producenten. Ik moet zeggen dat dat onze verwachtingen overtreft. Dat loopt als
een trein, mag ik wel stellen. Datgene wat we op dit moment ook doen is het nascheiden
van het grofvuil. Ik heb begrepen, maar het getal heb ik niet precies, dat die nascheiding
betekent dat 50 tot 60% weer gereedkomt voor, misschien op dit moment een wat
beladen woord, hergebruik, met andere woorden: weer als grondstof wordt
meegenomen. Ik denk dat we wel degelijk bezig zijn op het terrein dat u naar voren
brengt. De heer Leunisse heeft een aantal concrete vragen gesteld. Over het theehuis,
mijnheer Leunisse, zijn partijen nog met elkaar in onderhandeling, want er zijn
verschillende partijen die elkaar moeten vinden. Op die vraag kan ik u dus geen concreet
antwoord geven. De speeltuin, en nu kijk ik even in de richting van mevrouw Van
Beusekom, heeft, dacht ik, de inspraak doorlopen. Ik weet niet of er reacties zijn
binnengekomen, maar de stand van zaken kunnen wij u alsnog schriftelijk doen
toekomen. Voorts heeft u gevraagd: wanneer onkruidvrij? Daaraan moet ik een
voorwaarde verbinden. Ik kan u zeggen: als het tussen 1 november en 1 maart tien graden
vriest, is de stad onkruidvrij. Met betrekking tot de bereikbaarheid in relatie tot parkeer
en pendel heeft mevrouw Van Beusekom mij te kennen gegeven dat zij daarover nog iets
zal zeggen.
Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX
Ik begin met de vraag van het CDA over de BBA en gratis vervoer tijdens de
millenniumnacht. Hierover heeft in het college overleg plaatsgevonden. Alles mag worden
onderzocht, maar ik heb eigenlijk, rekening houdend met de begroting die vanavond
voorligt, niet een ruimhartige toezegging gekregen in de zin van: natuurlijk, doen! Ik
denk dat het inderdaad op een onderzoek aankomt, en ik zal u dan graag het standpunt
van het college meedelen. Men vond allemaal dat we het moesten doen, maar, zoals dat