23 DECEMBER 1999 488 even naar mijn collega's in de commissie, maar toen werd er opeens heel vroom gezegd: laten we het bij de Kadernota 2001 beoordelen. Ik moet eerlijk zeggen dat het mij verbaast dat, op het moment dat je met elkaar zaken wilt doen, wij toen geen zaken konden doen met Breda '97, en dat men nu, wat dat betreft ontijdig, opeens een beetje populair gaat doen. De heer SCHREINER Voorzitter, ik wil hierop graag reageren. De VOORZITTER Wij hebben ook nog een tweede termijn. Ik zie ook nog vele andere sprekers. Ik geef nu eerst het woord aan de heer Taks. De heer TAKS Drie jaar na de gemeentelijke herindeling zijn er voor de WD-fractie alleen nog maar Bredanaars. Het inbrengen van bepaalde geldmiddelen die een historische herkomst hebben omdat ze uit de voormalige randgemeenten komen doet daar, naar onze mening, niets aan af. Het kan best een goede zaak zijn om bij de kadernota bepaalde projecten in de voormalige randgemeenten bij voorrang een kans te geven, maar dan ook in competitie met de oude stad Breda. Wij vinden het terecht, als er knelpunten zijn in een voormalige randgemeente, dat die de maximale aandacht krijgen. Maar het is niet zo dat het geld dat uit die randgemeenten komt per definitie daar ook moet worden besteed. In die zin kunnen wij de zienswijze van de heer Dubbelman volstrekt niet volgen. Maar wij zijn het wel met hem eens dat het bij de kadernota opnieuw moet worden bekeken. De heer SNIER Ik sluit mij graag aan bij de vorige sprekers, de heren Dubbelman en Taks, en ik zal dan ook niet in herhaling vervallen. Gezien de discussie in de commissie komt dit op mij het meest over als zijnde te beschrijven met de kwalificatie: een stuntje. De heer SCHRODER Naar aanleiding van de opmerking van de heer Dubbelman en de motie van Breda '97, die voorligt, het volgende. De ideologische achtergrond van dit soort voorstellen, dat geldt zowel voor de motie als de prikkelende uitnodiging van de heer Dubbelman, is natuurlijk dat degene die het geld inbrengt ook de eerste revenuen trekt. In onze visie is het in feite een pleidooi voor een tweedeling, want je zou op dezelfde manier andere gemeentelijke inkomsten, bijvoorbeeld de OZB, alleen ten goede kunnen laten komen aan diegenen die het meest inbrengen. Wij verwerpen dit soort ideologieën. Wethouder VAN OS Ik denk dat een aantal leden van de raad de spijker op de kop slaat, waar zij zeggen dat het gedrag van deze gemeenteraad rond dit soort middelen moet zijn, dat die worden toegevoegd aan de algemene reserve en dat we een aantal keren per jaar discussiëren over de toedeling van die algemene middelen aan de prioriteiten die we met elkaar vaststellen. Ik moet u zeggen dat ik in dat verband de indruk had dat de prikkelende stelling niet alleen door de vertegenwoordiger van het college, maar ook door de vertegenwoordigers van andere partijen voor het inkoppen was, en ik ben dan ook blij met de bijdrage van de CDA-fractie hier in deze raad. Ik onderschrijf de mening van een aantal leden van de commissie Middelen, dat er inderdaad toch wel een verandering in zienswijze bij Breda '97 is opgetreden ten aanzien van datgene wat men in de commissie zei, waar men absoluut positief adviseerde over de besteding die het college heeft voorgesteld. Het college zou deze middelen graag betrekken bij de discussie over de Kadernota 2001 en ontraadt in die zin de motie van Breda '97. TWEEDE TERMIJN

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 488