m 23 DECEMBER 1999 497 nog, een derde moment, maar dat heeft u, volgens mij, tegengehouden. U ervaart blijkbaar de knelpunten en het vastlopen van het verkeer in Breda anders dan een heleboel bewoners van Breda. Dus u stelt eigenlijk: het moet nog verder vastlopen, er moet nog meer worden geklaagd, en dan gaan we het misschien structureel invoeren. Maar de kracht van parkeer en pendel is juist dat, als het structureel is, de mensen ook weten dat het beschikbaar is. Datgene wat we nu in Breda hebben, zo af en toe eens park en pendel bij een leuk evenement, schiet gewoon niet op. Je moet elke keer borden gaan plaatsen, bewegwijzeringen, en het is allemaal eenmalig, misschien tweemalig, maar het schiet helemaal niet op. Als je het structureel invoert, dan is het een zichzelf invullend verhaal en dat betekent een verlichting van de verkeersdruk in Breda. En dat komt pas naar voren als het daadwerkelijk structureel wordt ingevoerd. U bent weliswaar medestander, maar wat hebben wij aan leuk verlopende experimentjes? De VOORZITTER Een interruptie is een interruptie. Dit is een tweede instantie. Wethouder OOMEN U gelooft toch zeker niet, mijnheer Scheltens, dat het doemscenario, dat u stelt, verdwenen is door het structureel invoeren van twee plaatsen in de stad voor park en pendel? De heerSCHELTENS Dit is helemaal geen doemscenario. Dit is ter voorkoming van een doemscenario. U kunt ook wachten tot het zover is, en dan is het gewoon te laat. Dat is helemaal niet nodig, denk ik. De VOORZITTER Laten we de wethouder even uitspreken. In de tweede termijn wordt u allen nog in de gelegenheid gesteld om te reageren. Wethouder OOMEN Het beleid van dit college tot nu toe is, dat het park en pendelsysteem door ons niet wordt afgeschreven. Het wordt door ons gezien als een zeer goed alternatief. U praat echter over een structurele invoering, en het college vindt dat het moment om daartoe over te gaan nu nog niet aan de orde is. U hoort mij niet zeggen dat wij het niet invoeren. De heer Leunisse heeft nog gesproken over de familiekaart. U weet, mijnheer Leunisse, dat er ten aanzien van de bezoekerspas, die is ingevoerd, in het voorjaar een evaluatie plaatsvindt. We zullen kijken welke goede elementen en welke slechte elementen erin zitten. Die moeten natuurlijk ook worden afgewogen binnen het totale financiële parkeerpakket. Want ook daarnaar moeten we kijken. Ik denk echter niet dat de familiekaart, zoals u die omschrijft, tot de mogelijkheden behoort. Datgene wat mij nog verbaast, is het volgende. Als ik mij goed herinner was Breda '97 ook in mijn commissie aanwezig, en was men toen voorstander van dit agendapunt. Het is natuurlijk een goed recht van elke fractie om haar standpunt te wijzigen, maar ik kan mij toch herinneren dat u toen voor dit voorstel was. TWEEDE TERMIJN De heer SCHREINER De wethouder heeft gelijk waar hij zegt dat wij in de commissie hebben voorgestemd. Echter, na goed overleg menen wij dat wij nu tegen dit raadsvoorstel moeten stemmen. Overigens, de wethouder praat over structureel parkeer en pendel en over niet structureel, maar in mijn betoog heb ik ook gezegd: als u parkeer en pendel structureel toepast, dan zal dat er ook voor zorgen dat de werknemers, die in de binnenstad werken, hun auto verder van het centrum kunnen parkeren, zodat de binnenstad en de omliggende omgeving gespaard blijven van parkeeroverlast. Het is dus niet onze bedoeling dat er alleen parkeer en pendel is tijdens festiviteiten, koopavonden en dergelijke, maar constant

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 497