25 MEI 2000
118
het college van burgemeester en wethouders op te dragen in het HOOG-overleg de
volgende standpunten aan de orde te stellen:
- alle doelstellingen te handhaven voor alle leeftijdsgroepen (te weten 0 tot 6 jaar, 6 tot 23
jaar, >23 jaar);
- geen herschikking van mensen en middelen ten gunste van de groep 0 tot 6 jaar, maar
waar noodzakelijk extra middelen voor deze groep;
- bereidheid uit te spreken een nieuw programma op te stellen met meer inzet voor de
drie betrokken groepen en indien nodig daarvoor extra (financiële) middelen in te zetten
via extra gemeentelijke bijdragen, dan wel rijksmiddelen, dan wel middelen uit het
onderwijsveld;
- hogere prioriteit toe te kennen aan het oplossen van bedoelde problematiek, zowel
middels onderzoek als uitvoering van programma's, zonodig middels inschakeling van
instanties buiten het onderwijsveld voor die uitvoering;
- na het HOOG-overleg de resultaten en de consequenties voor te leggen aan de raad;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Dit is een onderwerp dat mijn fractie zeer na aan het hart ligt. Er is hierover inhoudelijk al
zoveel gezegd dat ik het op dit moment heel kort houd. De motie zal ik zo dadelijk nog
bekijken en mogelijk in de tweede termijn meenemen. Ik denk dat de nota, zoals die nu
voorligt, het schip de goede kant opstuurt. Dat zal wel enige hekgolven geven, dat is
duidelijk. Het achterstandenbeleid, ik zoek het even in de metafoor, is net als een heel
grote tanker. Het komt heel langzaam op gang, maar als het eenmaal vaart, dan houdt
niemand het ook meer tegen. En dat is een goede zaak. Mijn conclusie mag heel kort zijn.
Ik zou willen zeggen: met volle vaart vooruit, maar vooral ook heel precies op koers
houden. In de tweede termijn wil ik nog graag even op de motie terugkomen, als ik
daartoe aanleiding zie.
De heer JOOSSE
De heer Posthuma heeft wat betreft het onderwijskansenbeleid de historische schets van
de afgelopen jaren al aardig weergegeven. Wij hebben er steeds op aangedrongen vaart
te maken, zodat er werkelijk sprake van nieuw beleid zal zijn. Ook wij zagen de
knelpunten wel. Gelukkig wordt nu voorgesteld om na een periode van niet direct
stilstand, want er is wel degelijk met een aantal projecten goed aan de slag gegaan, maar
waarin weinig gebeurde zeker qua beleidsvorming, nu te komen tot een herbezinning en
tot het maken van een duidelijke keuze. Die keuze is, niet verrassend, gevallen op een
aanpak voor de kinderen van 0 tot 6 jaar. Want inderdaad, daar ontstaan de problemen
en je kunt dus ook het beste die problemen daar voorkomen. Wij kunnen ons daarin
vinden. Maar wij hebben ook begrip voor de wat terughoudende houding uit het
onderwijsveld, omdat dit een heel zorgvuldige discussie vraagt en omdat er ook een
realisatie van middelen mee gepaard gaat. Wij begrijpen dat wel. Datgene wat al eerder is
gezegd, is het feit dat het HOOG-overleg toch ook wel ergens toe moet leiden. Ik wil de
wethouder graag meegeven en ik wil hem ook vragen dat zijn inzet erop gericht moet zijn
om nog dit jaar te komen tot een afronding met het onderwijsveld, zodat er een goede
start kan worden gemaakt met de nieuwe aanpak in het onderwijskansenbeleid, die ertoe
zal moeten leiden dat de sluitende aanpak die nu wordt voorgesteld er voor de 0 tot 6
jarigen komt. Wij zien, wat dat betreft, nog veel problemen op ons afkomen, bijvoorbeeld
ook het punt waar ik bij de Brede school op heb gewezen, namelijk dat van de
ouderparticipatie. Daar is nog heel veel werk te verrichten. Met betrekking tot de
financiële consequenties wordt er gesproken over het doorschuiven van saldi. In de
commissie heb ik reeds opgemerkt dat het heel jammer is dat er bij het
onderwijskansenbeleid moet worden gesproken over positieve saldi. In feite zou je aan het
geld, dat je in een bepaald jaar plant om te investeren, op een goede manier een doel
moeten weten te geven. Het is doodzonde dat die saldi daar blijven staan. Het is goed dat