25 MEI 2000
121
De heer SCHELTENS
De heer Posthuma geeft eigenlijk al een beetje aan dat de extra aandacht voor de
voorschoolse periode wellicht zou kunnen leiden tot iets minder belangstelling, dus ook
iets minder financiële middelen, voor een andere groep. De politiek moet keuzes maken.
Dat weet ik. Maar we zouden ook een keer, zeker in de financieel riante periode waarin
we momenteel vertoeven, een keuze kunnen maken in de zin van: als het dan echt nodig
is, dan kunnen we én het ene doen én hoeven we het andere niet te laten. Dat heb ik in
mijn verhaal al eerder verteld. Als we op dit moment, nu de middelen bij wijze van
spreken tot aan de hemel reiken, geen keuze durven te maken om het één voort te zetten
en aan het andere extra aandacht te schenken met eventueel financiële consequenties, als
je niet in onderwijs gelooft, dan geloof je niet in de toekomst. Wij kunnen het ons op dit
moment permitteren om te zeggen, als er extra dingen nodig zijn, dan kunnen we die
doen. Wij hebben al aangegeven dat er genoeg financiële mogelijkheden zijn om die
middelen te genereren. Overigens vinden wij dat dat aan het college hoort, leder zijn vak,
en dan komt het best wel goed.
Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE
Ik wil een korte reactie geven op de motie. Opvoeden is keuzes maken en de politiek moet
ook keuzes maken. Men heeft een accentverschuiving aangegeven naar de groep van 0 tot
6 jaar. Daarin geloven wij ook. Dat houdt in dat er inderdaad ook met middelen zal
worden geschoven. Vooralsnog is niet duidelijk of het wak, dat de heer Scheltens van
GroenLinks aangeeft, zal ontstaan. Zou dat zo zijn, dan denk ik dat wij als politiek op dat
moment moeten kijken of er dan een mogelijkheid is voor het inzetten van extra
middelen, met een dekking zoals door de heer Posthuma is aangegeven. Op dit moment,
hoe sympathiek ook, denk ik gewoon dat het nog erg voorbarig is om deze motie nu te
steunen.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Ik sluit me hierbij aan, hoe plezierig het ook zou kunnen zijn als je zou kunnen zeggen: we
doen er nu het kapitaal dat we nodig hebben bij. Ik vind ook dat een gedeelte van deze
discussie zou moeten worden gevoerd op het moment dat wij de gemeentelijke middelen
verdelen, dus bij de behandeling van de Kadernota en de Begroting. Ik verwacht dan veel
van de bijdrage van GroenLinks in dit opzicht.
De heer SCHRODER
Is dat een verzoek, mevrouw Vossenaar, om de motie tot volgende week achter de hand te
houden en steunt u die dan?
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Wie weet, u kunt het proberen. Ik wil ook nog het volgende opmerken. Het zijn zaken die
ik in de commissie heb gezegd en niet wilde herhalen, maar die ik nu toch wel herhaal.
Het is, naar het gevoelen van mijn fractie, van het grootste belang dat de koerswijziging
die het accent legt op de voor- en vroegschoolse periode nu ook daadwerkelijk gaat
plaatsvinden. De keuze die daarvoor zal moeten worden gemaakt, zal mogelijk pijn doen.
Maar we hebben ook te maken met capaciteitsproblemen. Laten we dat niet vergeten. En
als we op alle paarden gaan wedden in het onderwijskansenbeleid, dan ben ik bang dat
geen enkel paard de eindstreep haalt. Dat leert trouwens ook de ervaring in andere
gemeenten. Dus, helaas zeg ik bijna, op dit moment geloof ik niet dat het verstandig is om
deze motie te steunen.
De heer JOOSSE
Een korte reactie op de motie onzerzijds. Ik durf het woord sympathiek al niet meer in de
mond te nemen. Wat betreft de doelstelling en de achterliggende overwegingen het
volgende. Ik heb in de commissie reeds aangegeven dat de herziening en de herbezinning
van het beleid niet mogen betekenen dat andere zwakke groepen, en ik heb toen met
name de groep in het voortgezet beroepsonderwijs aangehaald, de groep die van de
basisschool naar de middelbare school duidelijk problemen kent, in de knel gaan raken.