25 MEI 2000 141 tot de conclusie hebben geleid, dat het college het grootste deel daarvan heeft overge nomen en op een aantal terreinen commentaar heeft geleverd op de onderzoeksmethode en heeft gezegd: een aantal zaken is ook niet mogelijk. In die termen vind ik dat het college absoluut die conclusies van K V heeft overgenomen. Daarom durf ik te zeggen: hoe u het nu formuleert is bijna een woordenspel. Het is ook een van de onderwerpen waarover we in de rekeningscommissie discussieerden, in de zin van: hoe moet dit nou, want we hebben dit nog nooit zo gedaan? Uiteindelijk ligt dit voorstel nu op tafel, en laten we in de discussie over de volgende audits met elkaar afspreken hoe we die procedureel heel netjes moeten afwikkelen. Maar volgens mij gaat het om de inhoud, want daarom was het een beleidsaudit. Ik denk dat er voldoende op tafel ligt om het college en de diensten aan het werk te zetten, om dat op de manier te doen zoals u dat graag wilt. TWEEDE TERMIJN De heer SCHRODER Ik zit hier niet om woordenspelletjes te spelen, hoewel ze soms best aardig zijn. Wat mij Wethouder VAN OS Dan kunnen we misschien nog over die olifant doorgaan? De heer SCHRODER Maar die begrijp ik ook niet. Ik heb daarvan waarschijnlijk net zoveel verstand als u, dus laten we het samen daar maar niet over hebben. Het dictum zegt dat wij het college van burgemeester en wethouders vragen om bepaalde dingen te doen. Er is bijvoorbeeld in de rekeningscommissie al gesproken over de formulering van juist die effectdoelstellingen, en dat het geen sinecure is om dat te doen. Ik neem aan dat de functionele wethouder ook haar gedachten daarover heeft. Dan is het inderdaad de vraag of het college zegt, want zo zie ik het als dit besluit wordt genomen: wij kunnen die opdracht van de raad als zodanig overnemen. Dan is het niet: de raad vraagt en ziet wel wat het college daarmee doet, dan is het inderdaad een geformuleerde en door de raad vastgestelde opdracht. Als het college zegt dat deze laatste zienswijze juist is, dan is het woordenspel overbodig en kunnen wij het voorstel zo steunen. Het schept dan in ieder geval ook duidelijkheid over hoe de verhouding ligt. Wethouder VAN OS Wij zien dat ook zo. In de rekeningscommissie hebben gezegd dat het college zich daarop zal moeten beraden. Aan de dienst SAW is gevraagd of dit uitvoerbaar is. In de college omslag staat daarover dat de dienst SAW ons heeft gemeld dat het uitvoerbaar is, en we zullen het ook binnen die context uitvoeren. Akkoord. 91. VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING BREDA 1997. De heer TAKS Deze verordening bevat een groot aantal wijzigingen voor de APV waaronder de invoering van een nieuw artikel 65a dat, naar onze mening, de belangrijkste wijziging in het geheel vormt. Het nieuwe artikel geeft een nadere regeling van de bevoegdheid van de burgemeester om groepen ordeverstoorders tijdelijk op te houden. Dit middel tot bestuurlijke ophouding is gebaseerd op een zeer recente wijziging van de Gemeentewet artikel 154a, dat bedoeld is ter verbetering van de mogelijkheden tot bestrijding van grootschalige verstoringen van de openbare orde. In de Bredase situatie is tot nu toe, denken wij, zelden of nooit sprake geweest van dergelijke ernstige wanordelijkheden. Dat zou wellicht anders kunnen worden bij het komende EK 2000. Breda is weliswaar geen speelstad, maar ligt tussen andere speelsteden en dat zou ertoe kunnen leiden dat Breda

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 141