25 MEI 2000
142
met ernstige vormen van voetbalvandalisme en voetbalcriminaliteit te maken zou kunnen
krijgen. Als zich op grote schaal ordeverstoringen mochten voordoen, kan bestuurlijke
ophouding een uitstekend middel zijn. Dit middel is dan zeker zeer doeltreffend, maar
alleen in extreme situaties, gezien de voorwaarden waaronder het mag worden toegepast.
Die voorwaarden zijn zeer strikt geformuleerd en sluiten lichtvaardig gebruik uit.
Bovendien is snelle toetsing door de onafhankelijke rechter mogelijk die op locatie zitting
gaat houden. De VVD-fractie ziet, met het college, bestuurlijke ophouding als een uiterst
middel, dat achter de hand wordt gehouden voor situaties waarin andere middelen niet
toereikend zijn. Bovendien mag het zo worden gezien, dat de mogelijkheid van
toepassing ook een preventieve werking kan uitoefenen op potentiële ordeverstoorders.
Gezien de ligging van Breda zou het, naar onze mening, onverantwoordelijk zijn en
getuigen van grote zorgeloosheid als dit artikel niet in de APV werd opgenomen.
Datzelfde geldt trouwens ook voor de wijziging van de drank- en horecaverordening die
volgende week op 30 mei aan de orde gaat komen. De VVD-fractie stemt in met opneming
van artikel 65a in de hoop dat toepassing van bestuurlijke ophouding achterwege kan
blijven en met het vertrouwen dat, mocht het middel wel worden toegepast, dit dan met
de uiterste zorgvuldigheid gaat gebeuren. Ik heb in de commissie Algemene Zaken
gevraagd om een evaluatie of nadere informatie over het gevoerde openbare ordebeleid
rond de EK 2000, met name toegespitst op de eventuele toepassing van bestuurlijke
ophouding. Ik hoop dat die toezegging gestand wordt gedaan, ik vraag u, voorzitter, om
dat ook nog een keer in de raad te herhalen. En mocht het zo zijn dat het een zeer
summiere evaluatie gaat worden, dan betekent dat dat de festiviteiten echte festiviteiten
zijn geweest en dat er geen ernstige ordeverstoringen hebben plaatsgevonden, en daar
hopen wij op.
De heer SNIER
Na datgene wat de heer Taks heeft gezegd, kan ik erg kort zijn. Voor de fractie van de
Partij van de Arbeid geldt in ieder geval een aantal punten. Het punt van de ultieme
remedie, zoals de heer Taks al heeft verwoord, de reserves, die de heer Taks heeft
verwoord, en wij sluiten ons ook graag aan bij de vraag om een evaluatie.
De heer SCHRODER
Op de eerste plaats wil ik ingaan op de aanpassing van de verordening op het gebied van
kamperen en wild kamperen. Eén van de doelstellingen die daarin worden beoogd, is het
tegengaan van wild kamperen van rondtrekkende zigeuners die een of twee keer per jaar
de stad aandoen. Wat ons betreft is dat een doelstelling die een stad met karakter niet
past, omdat een stuk gastvrijheid ook past bij een stad als Breda. Gelet op de omvang en
de mogelijkheden die de stad zou hebben, betekent dat dat je niet moet proberen om
onmiddellijk zeer streng te reageren zodra een groep zich aandient. Dat er zich soms
problemen voordoen, met wat overlast en wat vuilafval, doet daaraan niet af. Je kunt als
gastvrije gemeente daaraan ook beperkingen stellen. Dat vinden wij legitiem. Maar
probeer dan binnen dat gegeven de overlast zo beperkt mogelijk te houden en probeer
op basis van behoorlijke communicatie goede afspraken te maken over een snel vertrek na
de genoten gastvrijheid. Dat onderdeel, voor zover die doelstelling dat daarmee beoogt,
zullen wij niet steunen. Het andere punt, dat voor ons wel principieel is en door de heer
Taks al werd aangegeven, betreft de implementatie van de Wet bestuurlijke ophouding in
onze Algemene Plaatselijke Verordening. Ik heb in de commissie al aangegeven dat dit
een wetgeving is voor de publieke tribune, simpelweg om daaraan tegemoet te komen en
waarmee de politiek wil laten zien: kijk eens, wij doen toch wat we kunnen om aan
zinloos geweld, aan straatgeweld, aan supportersgeweld een eind te maken. In dat
sfeertje moetje deze regelgeving plaatsen. Op het gevaar, zoals in de commissie opnieuw
daarop werd gereageerd, dat ik persoonlijk of mijn fractie voorstander van dat soort
vormen van gewelddadigheden zou zijn merk ik op dat ik dat verre van mij werp. Daarvan
is absoluut geen sprake. Wat mij betreft zijn dat uitwassen die in een democratische
samenleving niet passen en inderdaad bestreden behoren te worden. Bestreden, maar dan
moeten we wel kijken welke middelen daarvoor voorhanden zijn. We hebben daarvoor in
ieder geval het Wetboek van strafrecht en met name artikel 141 openlijke geweldpleging,