25 MEI 2000 143 de artikelen met betrekking tot vernielingen en aanverwante zaken. Ook in de sfeer van bedreigingen is er nog het een en ander mogelijk. Als we naar de bestuurlijke mogelijkheden kijken, waar ook een relatie ligt met het strafrecht, dan hebben we in de Algemene Plaatselijke Verordening het samenscholingsverbod, dat op elk gewenst moment kan worden ingezet om groepen, die dreigend oprukken of waarvan de politie het op dat moment ongewenst vindt dat zij samenscholen en bij elkaar blijven waardoor er een dreigende sfeer ontstaat, te manen zich te verwijderen in een door de politie gewenste richting. Doet men dat niet, dan is dat reden om aan te houden en proces verbaal op te maken. Ook daarbij is opsluiting mogelijk. Het bestaat dus al. Verder zijn we, omdat die een keer van stal is gehaald door onze voormalige burgemeester Nijpels, bekend met de noodverordening van de burgemeester, die op elk moment van de dag kan zeggen: nu moet het afgelopen zijn, ik ga speciale bevoegdheden in het leven roepen. Zonder verdere bekendmaking kan die verordening worden ingezet en kunnen groepen of individuen onmiddellijk uit de stad worden verwijderd. Dit zijn allemaal onderdelen van de wetgeving en regelgeving die een totaal pakket vormen en ook allemaal keurig in wettelijke bepalingen zijn ingebed. Wat ons betreft, bieden die voldoende soelaas om in te grijpen als er situaties ontstaan die we met z'n allen, en ik leg daarop nogmaals de nadruk, onwenselijk vinden. Mijn fractie ontgaat het nut en de noodzaak van het toevoegen van deze wettelijke mogelijkheid. Ik vind ook dat in de beantwoording in de commissie in ieder geval de voorzitter niet heeft kunnen duidelijk maken wat die extra bijdraagt. Het viel mij op dat na de behandeling in de commissie mij van ambtelijke zijde is meegedeeld dat mijn inschatting juist is dat het aanwezig bestuurlijk instrumentarium en het wettelijk strafrechtelijk instrumentarium inderdaad toereikend zijn. De belangrijkste reden om toch tot invoering van deze regels in de APV te komen is dat in de Wet bestuurlijke ophouding een rechtsbescherming zit voor de burgers die worden opge houden. Maar dat is toch de zaak omdraaien? Eerst gaan we een regelgeving imple menteren in de APV waarmee mensen voor maximaal 12 uur kunnen worden opge houden, en vervolgens zeggen we: dat doen we, omdat je dan zo'n geweldige rechts bescherming krijgt. Het is toch niet de bedoeling om op deze manier op te treden? Als het bestuurlijk noodzakelijk is om op te treden in dreigende relsituaties, dan is, zoals reeds is gezegd, het instrumentarium er. De heer Taks heeft, denk ik, vanuit een prima liberale visie ook in de commissie gewezen op de vraag, en die scepsis spreekt hij vanavond ook uit: moet je dit wel doen? Moet je dit doen in een noodsituatie of in een mogelijke noodsituatie zoals de EK? De vraag is vervolgens of je dat ook moet handhaven. Wat ons betreft is een evaluatie daarvoor, behalve dat die erg onpraktisch is, op voorhand niet nodig, zeker niet wanneer zich geen relsituaties voordoen of situaties die tot toepassing van deze wet leiden. Dan valt er niets te evalueren. Dan kun je de conclusie trekken dat de wet prima heeft gewerkt, of absoluut niet heeft gewerkt. Dat soort evaluaties is een terugtrekkende beweging en ik vind dat een slecht sluitstuk. De heer TAKS Ik hoop op een korte evaluatie, voorzitter. De heer SCHRODER Maar als u goed wilt evalueren, zou u daarnaast het instrumentarium, dat ik zojuist al heb aangegeven, moeten inzetten, om te kijken wat beter heeft gewerkt, mijnheer Taks. En dat hoor ik u eigenlijk niet doen. De heer TAKS Datgene wat u bepleit is in feite in de praktijk toegepast op 30 april 1981. Op zich was dat onder de gegeven omstandigheden ook een zeer goed beleid. Maar het was juist de heer Schroder die veel bezwaar had tegen die strafrechtelijke aanpak. De heer SCHRODER Het is inderdaad de vraag wat je wilt. In 1981 is naderhand vastgesteld dat volstrekt willekeurige mensen puur op basis van hun uiterlijk eruit zijn geplukt en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 143