30 MEI 2000
172
beleid op dat punt te verminderen of te verzwakken, we hebben overigens ook een
horecaconvenant op dat punt, maar juist om dit te versterken.
De heer ADANK
In die zin als aanvulling: wij vinden het uitermate kwalijk dat de heer Schroder onder de
vleugels van de redacteur van Het Stadsblad uitspraken doet over de bestuurlijke
ophouding, terwijl er, als men het rapport goed had gelezen en bij de openbare
bijeenkomst was geweest waarin het rapport over de camera's was gepresenteerd,
wellicht een objectiever beeld in de stad zou kunnen ontstaan over hoe wij met veiligheid
bezig zijn, dan nu in een hoofdredactioneel commentaar en in een interview naar voren
komt.
De heer SCHRODER
Onze mening over het nut en de noodzaak en over de bestuurlijke ophouding heb ik
vorige week in het raadsdebat al uitgebreid naar voren gebracht. Wij verschillen daarin
van mening. Hieraan wil ik nog toevoegen dat de heer Taks, die hierop wat dieper inging
in het debat, een hele twijfelachtige opmerking maakte, namelijk dat hij het goed zou
vinden als de 148 van Breda in 1981 met de wet Bestuurlijke Ophouding opgepakt hadden
kunnen worden, want hij vermoedde dat daar geestverwanten van de GroenLinks-fractie
aanwezig zouden kunnen zijn.
De heer TAKS
Dat heb ik zó bepaald niet gezegd.
De heer SCHRODER
U mag dat straks nalezen, wanneer de raadsnotulen uitgebreid verschijnen. Maar het
geeft inderdaad aan dat, als zo met bestuurlijke ophouding en de implementatie daarvan
in Breda wordt omgegaan, ongewenste meningsuiting in het openbaar en kritiek op de
gevestigde orde al kunnen leiden tot bestuurlijke ophouding. En dat is een hele
gevaarlijke ontwikkeling. Betreffende de monumenten het volgende. Paul Steverink heeft
kort geleden een uitgebreid artikel gepubliceerd in dagblad BN/DeStem, waarin hij het
college en deze raad verwijt, dat er geen visie op het gebied van monumentenbeleid is, en
geen integraliteit. Een recent voorbeeld daaromtrent is Koffiehuys Pieter Aertsz, waarover
we de functionele wethouder, mevrouw Van Beusekom, hebben horen verzuchten dat het
kennelijk tussen de oren van ambtenaren nog niet opgesloten zat dat monumenten
wellicht niet afgebroken zouden moeten worden. Wat mij opvalt in het verhaal van Paul
Steverink is dat de roep van de burgers wel aanwezig is, maar dat deze feitelijk niet wordt
gehoord. Ook de heer Adank ging er in zijn bijdrage op in dat we daarop meer alert
moeten zijn.
De heer ADANK
Maar dan wel met andere instanties dan de instantie die u bedoelt, namelijk dat
monumentenplatform.
De heer SCHRODER
De roep van de burgers wordt in onze visie en de wijze waarop wij dat waarnemen,
weggeveegd onder het kleed dat Regels van het Spel heet. Er ontstaat langzaamaan een
beeld van een stad, die bestuurd wordt door projectontwikkelaars en door rechters, die
soms corrigerend optreden. Ik kom tot een afsluiting. De Heilig-Hartkerk is ons een doorn
in het oog, in die zin dat wij vinden dat de raad onvoldoende stuurt en richtinggevend
probeert die initiatieven op te pakken om het monument als zodanig te behouden. De
coalitiepartijen hebben de afgelopen maanden naar buiten gebracht bereid te zijn om
opnieuw daarover in discussie te gaan, ook op politiek niveau, wanneer zich nieuwe
signalen zouden aandienen. Dat nieuwe signaal is er. Er is allereerst een uitspraak van de
bestuursrechter, die duidelijk aangeeft dat vliegende haast rondom die sloop niet
geboden is, en dat er inderdaad een ander belang tegenover staat, dat ook gewogen zou
moeten worden. Dat is één signaal. Het tweede signaal is nog steeds het provinciale