30 MEI 2000
186
De VOORZITTER
De heer Van Os had bijna vijf minuten nodig voor de beantwoording in eerste termijn. Nu
aan mij de eer om de vragen vanuit de portefeuille van de burgemeester te
beantwoorden. Dat betreft een tweetal vragen, als ik de raad goed heb begrepen.
Vervolgens zal ik een paar punten vanuit mijn wethoudersportefeuille beantwoorden. De
opmerking van de VVD-fractie over de politiesurveillanten heb ik niet als een vraag
beschouwd. Het is inderdaad zo dat Breda vijf politiesurveillanten betaalt en dat de politie
dit zelf aanvult tot tien. Hier staat op een papiertje: er zijn er nu 6,4. Dat ontlokte
wethouder Van Os de uitspraak dat dat een klein surveillantje moet zijn, maar u begrijpt
dat het tot op heden gaat om FTE's, de rest zal naar verwachting binnen een aantal
maanden instromen. U heeft gelijk, mijnheer Meeuwis, dat, als er aan het eind van het
jaar geld overblijft, dit inderdaad kan worden besteed aan veiligheidsprojecten, maar dat
dat een integrale afweging is bij de Jaarrekening van de gemeenteraad. Ik heb uw
standpunt in dezen begrepen. Een drietal fracties, de WD, de SP en GroenLinks, ging,
vanuit een andere invalshoek overigens, in op het cameratoezicht. Ik hecht eraan om te
zeggen dat het voorstel, zoals het nu op hoofdlijnen in de Kadernota staat geformuleerd,
op zich losstaat van de evaluatie die heeft plaatsgevonden rondom het stationsproject. Ik
breng in herinnering de discussies over het cameratoezicht die binnen de commissie
Algemene Zaken hebben plaatsgevonden. Een van die discussies was dat bij het
stationsproject een evaluatie zou moeten worden uitgevoerd, voordat er zou worden
besloten tot cameratoezicht in de binnenstad. De gemeenteraad krijgt die voorstellen nog.
U heeft dat in diverse perspublicaties ook gelezen. Het voornemen is om direct na de
zomer te spreken over het cameratoezicht, en het college heeft de toezegging gedaan dat
bij dat bespreekpunt van het raadsvoorstel de evaluatie van het stationsproject wordt
betrokken. Ik gaf in mijn eerste reactie in de richting van de SP al aan dat hier een
onafhankelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar onder andere belevingsaspecten van
privacy en dergelijke, maar ook natuurlijk naar de resultaten van het project als zodanig
wat betreft de criminaliteit. Negentig procent van de ondervraagden heeft aangegeven
geen enkel probleem te hebben met de aanwezigheid van camera's. Dus dat zegt wat ons
betreft in elk geval wel wat over dat project. Dat wat betreft mijn wethoudersportefeuille.
Diverse fracties hebben aandacht gevraagd voor het monumentenbeleid. Collega Van
Beusekom zal zo dadelijk ingaan op de vragen van GroenLinks en op de motie van
GroenLinks over de Heilig-Hartkerk. Ik kan u zeggen dat met name de discussie over de
betrokkenheid van het Grondbedrijf en de NV Stadsherstel bij het monumentenbeleid
ertoe hebben geleid dat de nota, zoals die in eerste instantie ook al binnen de
raadscommissie is besproken, enigszins is vertraagd, omdat het de insteek van het college
is om zowel het Grondbedrijf als de NV Stadsherstel een nadrukkelijke rol daarin te geven.
Dat vereist een zeer zorgvuldige benadering, ook een wat nieuwe systematiek. Dus de
speerpunten die ik vrij recent, niet bij Gebouw F maar bij de Federatie voor
Monumentenzorg, heb weergegeven zijn in die zin eerste oriëntaties. Op korte termijn zal
het college zich uitlaten over de nota, en dat leidt direct na de zomervakantie tot een
behandeling in de gemeenteraad. Wat betreft de discussie over de toekomst van het
Grondbedrijf, de rol en positie daarvan, het volgende. Ik heb in de raadscommissie
aangegeven dat die op 3 juli een vervolg gaat krijgen aan de hand van een discussienota
die de heer Van de Brand, onze adviseur in dezen, gaat opstellen. Hij is nu bezig deze af te
ronden en dat betekent dat we dit najaar bij de begrotingsbehandeling die discussie
willen afronden. Dat geeft ons ruimte om rondom de Spoorzone duidelijkheid te krijgen
over PPS-constructies. Mevrouw Van Beusekom zal daarover zo dadelijk nog wat meer
zeggen. Dan tot slot de vraag van de fractie-Breda '97 over arbeidsmarktbeleid en
economisch beleid, met name het vestigingsbeleid. Ik heb afgelopen donderdag in de
gemeenteraad al aangekondigd dat de NV BRIM de vestigingsvoorwaarden aan het
heroverwegen is. Dat is één punt, waarbij aspecten zoals de heer Van Yperen die in zijn
eerste termijn heeft genoemd ook aan de orde zullen komen, zoals het naar deze stad
halen van het aantal arbeidsplaatsen laagwaardige werkgelegenheid per hectare en wat
dies meer zij. Ik kan u zeggen dat er vrij intensief overleg is ontstaan tussen de diensten
SAW en RME wat betreft de aanpak van het arbeidsmarktbeleid en het economisch beleid.
Ook op collegeniveau vindt er regulier overleg plaats tussen de twee wethouders. Dat