28 SEPTEMBER 2000 266 Inmiddels heb ik begrepen dat zich ongeveer 95 gemeenten hebben gemeld en dat wij er dan één van zullen zijn. 25 horen tot de gelukkigen, dus wij hebben een kans van één op vier. Als wij zien wat in het pakket wordt voorgesteld dan kunnen wij wel constateren dat wij in Breda met een aantal zaken bezig zijn en dat wij in ieder geval niet opnieuw het wiel uitvinden. Dat is ook het punt geweest van de discussie, dat wij over de matrix, die wij eigenlijk allemaal moesten invullen, hebben gezegd: dat doen wij niet, wij willen dit project zo breed mogelijk aanpakken, geen activiteiten uitsluiten en daarom de zaak ook gewoon indienen. Als wij niet bij de gelukkigen zouden zijn, dat hebben wij ook gezegd en dat wil ik als CDA nog eens benadrukken, dan is het een zeer goede zaak om die discussie toch verder op te pakken en te kijken hoe wij daarmee met elkaar verder gaan. Het is zeker niet de bedoeling om het rapport van de commissie hier nog eens uitgebreid te gaan bespreken. Toch denk ik dat het op zijn plaats is om vanuit het CDA een paar opmerkingen en kritische kanttekeningen te maken die wij van belang vinden. Als wij kijken naar de duale gemeenten van het rapport-Elzinga, dan komen we al vrij snel tot de conclusie dat wij onze controlerende functie gaan versterken en de besturende beperken. We moeten hierbij wel opmerken dat dat deels al gebeurt door middel van delegatiebepalingen en bewindswetgeving. Ik denk wel dat het een hele goede zaak is om nog eens goed met elkaar na te gaan wat dit nu precies gaat inhouden en wat aan dat rijtje nog toegevoegd kan of moet worden. Tijdens onze landelijke CDA-ledenraad, waarin u op zich, denk ik, niet zo geïnteresseerd bent, maar waar dit punt ook aan de orde kwam, is heel duidelijk geworden dat de verhouding tussen de burger en de lokale overheid duidelijk meer aandacht moet krijgen. Een krachtige en vitale democratie en een brede participatie en betrokkenheid van burgers is ons uitgangspunt. Het mag niet zo zijn en daarnaar neigt het af en toe, dat de discussie wordt gevoerd over en door bestuurders. Daarvoor moeten de verantwoordelijkheden duidelijk gemaakt worden tussen raad, college en de burgemeester. De kern van de oplossing zit niet in meer of minder dualisme, het gaat om de basishouding, het profiel en de betrokkenheid, de toegankelijkheid en ook de bezieling en het communicatievermogen van de raad. Als we De heer DE ROOS Toch even een interruptie op dit punt. Het zijn mooie woorden en ik heb daarvoor ook veel waardering, maar ik wil toch graag van u weten, mevrouw Boidin, in hoeverre je de noodzaak om die cultuur meer open te maken, want zo proef ik uw woorden, kunt rijmen met het uit handen geven, en dat heeft deze raad gedaan, van de mogelijkheid om een gedeelte van de raad de kans te geven een zaak naar de raad te trekken als het gaat om artikel 19-procedures, de zelfstandige projectplanprocedures. Die mogelijkheden zijn nu minder dan ze eerst waren en ik zie niet goed wat dat te maken heeft met de cultuur, waarbij je het openbaar debat meer bevordert en de burgers meer betrokken maakt bij datgene waarmee de raad en het gemeentebestuur bezig zijn. Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE Ik begrijp uw vraag en ik denk dat u mij begrijpt als ik mijn verhaal verder afmaak, waaruit u kunt concluderen hoe wij staan ten opzichte van de duale gemeenten. Voorzitter, met uw permissie ga ik verder. Dit moet, wat ik zojuist heb gezegd, herkenbaar zijn voor de burgers, zodat zij meer betrokkenheid kunnen genereren. Wij hebben ook in dit proces niet stilgestaan. Het democratisch gehalte is ons inziens de laatste jaren verbeterd, onder andere door de openbaarheid, die kan nog veel beter; inspraak, die kan ook veel beter; overleg en klankbordgroepen. Juist die klankbordgroepen hebben de laatste periode meer body gekregen. Daarvoor geven we cursussen. Ik denk dat het op zich een zeer goede zaak is. Laten wij ook duidelijk zijn over de positie van de raad. Naar onze mening is en blijft de raad het hoogste orgaan. Deze is dus de eerste en de eindverantwoordelijke en ik wijs hierbij nogmaals, dat heb ik gisteren ook gedaan, op artikel 125 van de Grondwet, waar dit hoofdschap van de raad staat aangegeven. Dat willen wij als CDA graag zo houden. Helaas vind ik het landelijk standpunt van het kabinet hierover nog niet helemaal helder. Als we praten over onszelf, dat mogen we nu eens een keer, over het soort raadslid, dan moeten we concluderen dat wij een duidelijk andere rol krijgen. In plaats van veel vergaderen, wat wij uiteraard met elkaar allemaal heel veel doen, is het ook heel belangrijk om ons in te zetten in de samenleving en de straat op te gaan. Wij moeten niet wachten op voorstellen van het college, wat mijns inziens nog veel te vaak gebeurt, maar richting geven, opdracht geven en controleren. Ik stel hierbij wel heel duidelijk dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 266