28 SEPTEMBER 2000
268
gemeenteraad. Wij hebben onoverkomelijke bezwaren tegen de zogenaamde ontvlechting van
de bevoegdheden van raad en college en datzelfde geldt voor de ontvlechting van het
lidmaatschap van de gemeenteraad en het wethouderschap. Als de wet komt te luiden zoals
Elzinga nu adviseert, en dat is misschien nog niet zeker want er is nog een parlementaire
behandeling nodig en hopelijk kan overleg met geestverwanten in Den Haag nog het grootste
onheil afwenden, is het wél de wet. Dat is voor ons een gegeven. Wij moeten binnen het kader
van die wet verder leven en dat zal de VVD-fractie ongetwijfeld zeer goed lukken. Wij zullen
binnen dat kader proberen
De heer DUBBELMAN
Mijnheer Taks, dat geldt dus ook voor de koffieshops.
De heer TAKS
Daarin hebt u helemaal gelijk. Kijk, mijnheer Dubbelman, u hebt kennelijk heel wat moeite met
die koffieshops. U loopt waarschijnlijk nog een beetje in het voetspoor van de oude minister
Regout waarbij men als een soort zedenmeester opereert. Daar zijn wij wars van. De heer
Dubbelman is nu heel soepel op het stuk van het bordeelbeleid, dat heeft heel lang geduurd,
maar hij is op zich natuurlijk een eigentijdse geest en hij weet heel goed dat de tijd veranderd
is. Ten aanzien van de softdrugs is hij waarschijnlijk ook al een heel eind opgeschoven en hij zal
straks waarschijnlijk ook geneigd zijn het te omarmen, dan is er waarschijnlijk een
parlementaire meerderheid en wellicht zijn zijn geestverwanten buiten de Nederlandse grenzen
bereid te luisteren naar de heer Dubbelman. Dan hebben we ook die internationale
belemmeringen niet meer. Maar ik wijk nu af en sla een zijpad in, dat ligt aan de heer
Dubbelman. Ik zei dus, als de wet wordt gewijzigd, wat nu dreigt te gebeuren, dan zal de VVD-
fractie zich volledig inzetten om binnen dat kader voor Breda, rekening houdend met de
plaatselijke omstandigheden, het beste ervan te maken. Wij willen dus deelnemen aan het
project, dat doen we met volle overtuiging maar wij willen wel alle rechten voorbehouden. Een
aantal Bredase in de praktijk gebrachte wijzigingen in de bestuursstijl hebben onze instemming.
Sommige andere zijn nog in een experimentele fase, die hebben niet onze warme sympathie, en
andere die nog moeten worden ontwikkeld, zijn deels in onze lijn en anderszins ook een beetje
moeilijk te accepteren. De discussie zal straks duidelijk maken waar wij staan.
De heer HAARHUIS
Dit waren wijze woorden van mijn collega Taks van de WD. Het is ons voor een groot deel ook
uit het hart gegrepen. Iets anders is dat de ontvlechting zoals de commissie-Elzinga die
voorstelt, wellicht tot wet wordt verheven. Dan dient de noodzaak zich aan om ons zorgvuldig
te bezinnen hoe we die moeten aanpakken en hoe we een goed instrumentarium kunnen
ontwikkelen om een en ander in goede banen te leiden en toch een goede bestuurlijke situatie
met elkaar over te houden. Onze fractie vraagt zich een aantal dingen af, ondanks het feit dat
de commissie-Elzinga een aantal zaken onderkent en heeft onderzocht. De burgers komen veel
minder stemmen, er lijkt een groot probleem te zijn met de herkenning van het lokaal bestuur,
de mensen vinden het te weinig transparant, de burgers zouden meer politieke verantwoording
willen zien. Dit zijn zaken die de commissie-Elzinga constateert als belangrijke elementen.
Inmiddels hebben we in Breda binnen een aantal jaren zeer veel instrumenten, die ook in de
matrix staan aangegeven, ingevoerd. Ons lijkt het dan ook van belang, voor we onverdroten
allerlei zaken gaan oppakken, om zorgvuldig te onderzoeken wat we nou eigenlijk willen,
zorgvuldig te onderzoeken wat de burgers van deze stad, waarvan wij vinden dat zij heel
nadrukkelijk in dit proces moeten worden betrokken, nu eigenlijk op dit moment, kijkend naar
het instrumentarium dat we al hebben, vinden van de bestuurlijke cultuur en de openheid, en
van de mate van transparantie die er op dit moment is, en die wellicht nog nagestreefd zou
moeten worden. Voor ons is het belangrijk om vast te stellen, wij zeggen dit ook opdat het in
de notulen wordt opgenomen, dat een cultuuromslag omwille van de cultuuromslag voor ons
niet gewenst is. We willen eerst kijken naar een hypothese van hoe stellen we de situatie in
Breda nü vast, wat zou je kunnen verbeteren, om vervolgens te kijken welke cultuuromslagen er
dan nodig zijn om de positie en de relatie tussen de raad en de burgerij te verbeteren en te
optimaliseren. Hoe kijken wij nu tegen het bestuur aan? Het is duidelijk dat we in een
monistisch systeem zitten, er is een stevige samenhang tussen het college en de coalitiefracties.
Wij schamen ons niet daarvoor en wij zijn daarover ook niet zo ontevreden. We hebben met