28 SEPTEMBER 2000
308
De heer JOOSSE
Dit is zeker een zeer belangrijk onderwerp. Het zal de komende tijd nog een rechte rug vragen
van zowel de raad als het college, omdat er nog heel veel werk op ons afkomt. Maar de
uitgangspunten die nu worden uitgezet zijn zeer belangrijk en geven alle mogelijkheden om de
komende jaren tot een goed accommodatiebeleid te komen. Daarbij moet dus voorop staan,
wat ook eerder is gezegd, dat de bezettingsgraad van de accommodaties omhoog gaat, dat
deze zo multifunctioneel mogelijk zullen worden gebruikt en dat met name ook de jongeren,
volledig rechtdoend aan hun problematiek, toegang krijgen tot die accommodaties. Het is niet
zo dat jongeren zich altijd geroepen voelen om van accommodaties gebruik te maken zoals wij
ze graag voor hen neerzetten. Onlangs maakte een discussie over een JOP weer eens duidelijk
dat tegenwoordig sommige bewoners al bang lijken te zijn als jongeren zich op straat begeven.
Die kant moeten we dus zeker niet op. Maar een geschikte plek voor jongeren moet ook in de
accommodaties worden gevonden, net zo goed als de jongeren hun eigen plek op straat moet
worden gegeven. Even terugkomend op het accommodatiebeleid. Een aantal uitgangspunten is
voor ons zeer belangrijk. Het accommodatiebeleid dat faciliterend is ten opzichte van het
subsidiebeleid en een andere grote pijler, de scheiding van de verantwoordelijkheden, waarover
we ook in de commissie hebben gesproken. Die is nu zeer duidelijk verwoord en daaraan
moeten we ons ook vasthouden. Het functioneren van het accommodatiebestuur, het overleg in
de DAO's, dat een zeer belangrijke rol moet gaan spelen en ook de nodige ondersteuning zal
vragen. De districtsplannen zijn eerder genoemd. Natuurlijk is het zeer belangrijk, als straks die
districtsplannen bepalend gaan worden voor het gebruik van de accommodaties, dat ook die
plannen op een zeer zorgvuldige en tijdige wijze tot stand komen, omdat ze alleen dan
natuurlijk dat instrument kunnen zijn wat ze moeten worden. We hopen dat in de toekomst
een duidelijke analyse kan plaatsvinden van wat nu op zich de benodigde en aanwezige
capaciteit in de stad is. Wat aanwezig is weten we, maar wat binnen een aantal jaren ook
werkelijk benodigd zal zijn, moet nog goed in kaart worden gebracht. Dan kunnen we ook
knopen doorhakken wat betreft het wel of niet instandhouden van accommodaties op het
moment dat deze niet meer functioneel blijken te zijn. Dat ligt allemaal nog in de toekomst
maar veel zal bespreekbaar moeten zijn. Alle accommodaties die in aanmerking komen voor
activiteiten binnen de districten moeten goed in kaart worden gebracht. We spreken hierbij niet
alleen over de wijk- of buurtcentra. We moeten veel verder kijken. Als ergens een
accommodatie vrijkomt dan moet deze ook zo goed en zo multifunctioneel mogelijk kunnen
worden benut.
De heer LEUNISSE
Op hoofdlijnen kan de Parel van het Zuiden zich hierin wel vinden. Wij hebben die hoofdlijn
eens goed geanalyseerd, beleidsmatig klopt het helemaal, maar wij hebben ook geconstateerd
dat wij te maken hebben met vrijwilligers. Wij zijn bang, wij weten dat haast zeker, dat u wel
erg veel eist van die vrijwilligers. Wij zouden bijna zeggen dat u eisen aan hen stelt die eigenlijk
bij beroepsmensen passen. Omdat wij die te zwaar vinden, hebben wij getracht een motie te
maken die daarop ingaat, om wat verzachtende omstandigheden aan te brengen en nog even
te wachten en het uit te proberen totdat u een bepaalde garantie kunt krijgen dat ook de
vrijwilligers aan de in deze hoofdlijnennotitie gestelde eisen zouden kunnen voldoen. Bij dezen
dus de motie.
De VOORZITTER
Ik dacht dat u die motie al had uitgedeeld, mijnheer Leunisse, tenzij u weer een andere versie
heeft, want ik sluit natuurlijk niets meer uit.
De door de heer Leunisse namens de fractie van de Parel van het Zuiden ingediende motie luidt
als volgt:
MOTIE (5)
De leden van de raad der gemeente Breda,
gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der
gemeente Breda;
