9 NOVEMBER 2000
352
plaats kan krijgen. Dat was overigens nadrukkelijk de wens ook van uw raad. In de richting van
de CDA-fractie betreffende de detailhandelnota het volgende. Die verwachten we in het
voorjaar van 2001, gelet op de vele inspraak die er is geweest. Er zijn op die maandag twee
weken geleden talrijke signalen in de richting van de dienst gekomen. Wanneer die allemaal
zijn verwerkt en zijn omgezet in duidelijke beleidsinitiatieven zal het voorjaar 2001 zijn. Op de
opmerking van de CDA-fractie om de bestemming voor kantorenterreinen te wijzigen ten
behoeve van bedrijventerreinen, heb ik gisteravond vanuit de economische invalshoek een
genuanceerde reactie gegeven. Als je dat rigoureus doorredenerend zou uitvoeren, ruil je het
ene probleem in voor het andere en dat was nou juist niet de bedoeling. Bovendien zijn
kantoorlocaties strategisch gekozen. Ik geef wel toe dat het beleid ten aanzien van kantoor
locaties op dit moment wat star is en dat mogelijk in de toekomst enige flexibilisering op zijn
plaats zou zijn. Ten aanzien van het Grondbedrijf: de wetgeving ten aanzien van de
grondexploitatieheffing is nog niet gereed. Waarom niet? Omdat het kabinet heeft aangegeven
dat het zelf, en het heeft daarvoor een tijdpad genoemd namelijk vóór Kerst van dit jaar, met
duidelijke wetgeving wil komen. Daarop anticiperend zijn we nu bezig met de discussie over de
exploitatieheffing. Mocht daarover op korte termijn duidelijkheid komen dan zal dat verder in
de commissie worden uitgediscussieerd. De commissie ECG, dat is althans de planning, kan de
eerste discussie over het grondbeleid afronden in januari of februari, afhankelijk van de interne
discussies die op dit moment worden gevoerd aan de hand van workshops. Dat betekent
overigens niet dat we in januari/februari duidelijkheid hebben over de besluitvorming. Maar
dan kan de tweede ronde van de discussie, zoals toegezegd in mei van dit jaar, worden
uitgevoerd. Over de bekabeling van het buitengebied moet ik namens het college opmerken
dat in de contractafspraken met Casema als einddatum van realisatie is vastgelegd: vóór 1 juli
2002. Dan moeten alle adressen van lijst A, dat is eigenlijk het grootste deel van de adressen,
aangesloten zijn. De gemeente heeft onlangs nog bij Casema aangedrongen op een planning
voor de realisatie van het kabelnet. De planning kan Casema op dit moment niet geven. Men
heeft daarvoor deze week als argument gegeven dat het technisch ontwerp van het kabelnet
nog niet is voltooid en dat nog overleg dient plaats te vinden met een veelheid van instanties. Ik
denk aan Rijkswaterstaat en de Nederlandse Spoorwegen, enzovoorts. Ook de uitvoering van de
HSL en de verdubbeling van de A 16 zal in dezen, gelet op de verbindingen ondergronds, de
nodige problemen opleveren. Planningen afgeven, dat heeft men heel nadrukkelijk gesteld, is
op dit moment niet reëel en valse toezeggingen zijn niet in het belang van de bewoners. Wij
hebben in ieder geval duidelijk uitgesproken dat op 1 juli 2002 de zaak geregeld moet zijn. Dat
ligt contractueel vast. Ik dacht dat ik ten aanzien van het Museum voor de Grafische
Vormgeving gisteravond een duidelijke positie heb ingenomen. De voorwaarde voor het
verkrijgen van subsidie is, dat een volledig plan van aanpak vóór 1 april 2001 bij de minister
wordt aangeleverd. De planning die nu wordt gehanteerd is op dit moment op dat uitgangs
punt gebaseerd en in november wordt aan het college een plan van aanpak gepresenteerd. Ten
aanzien van de financiële verhoudingen en het ambitieniveau heb ik gisteren in de commissie
duidelijk de positie in dezen namens het college weergegeven. In de richting van de WD-fractie
over Mezz het volgende. Laatstelijk hebben de fractievoorzitters, ook de fractievoorzitter van
de VVD, schriftelijk het vertrouwen uitgesproken in het ambtelijk apparaat. De kwaliteit, dat
heeft de heer Van Os namens het college al aangegeven, en de organisatie hebben voortdurend
de aandacht van het college. Dat niet elke procedure de schoonheidsprijs verdient weten we
met zijn allen. We zullen over de leermomenten uit het verleden, ook ten aanzien van het
vorige project, het Grafisch Museum, heel helder moeten zijn. De zienswijze over de chemie
tussen de architect en de aannemer deelt het college. Vandaar dat er ook de komende weken
afspraken zijn gemaakt voor een verstandig gesprek onder zes ogen: de aannemer, de architect
en de vertegenwoordiger namens het college in casu de wethouder Cultuur. Dus in die zin
onderstreept het college de opvatting van de VVD-fractie. Wat betreft een actievere houding
van het gemeentebestuur als het gaat om monumenten en karaktervolle gebouwen,
ondersteunt het college de opvatting van D66. Met name de NV Stadsherstel is met een tussen
tijdse evaluatie gekomen waarin voorstellen worden gedaan om tot een sterkere en bredere rol
te komen. Over de evaluatie vindt op dit moment overleg plaats met de gemeente Breda en
naar verwachting zal begin 2001 in de commissie ECG de gezamenlijke aanpak van de gemeente
en de NV Stadsherstel worden behandeld. Wat betreft het gemeentelijk beleid ten aanzien van
de restauratie van monumenten wordt op dit moment onderzocht of men kan komen tot een
soort onderhoudsfonds. Ten aanzien van rijksmonumenten: de NRF-subsidies, dat zijn