9 NOVEMBER 2000
373
Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE
Voorzitter, ik dacht dat ik redelijk mijn best had gedaan, maar ik mocht niet meer van u.
De VOORZITTER
Ik ben ook niet ontevreden over u.
De heer SCHRODER
U hebt uitstekend uw best gedaan wat betreft de interruptiedebatten, mevrouw Boidin, maar
niet wat betreft bijvoorbeeld een bespreking van de bijdrages die door de verschillende fracties
zijn ingediend. Voor de duidelijkheid, de enige fractie die ik moet complimenteren is die van de
heer Meeuwis. Hij heeft onze bijdrage wel gelezen en daarop gereageerd. Ik kom daarop straks
nog even terug. Mijn fractie heeft beoogd in de eerste termijn duidelijk te maken dat het gaat
om de vraag of er grenzen zijn aan de groei. Wij vinden het bijzonder plezierig om te merken
dat Breda '97 ook diezelfde vraag aan de orde stelt. Grenzen aan de groei, simpelweg omdat
deze Begroting maar ook de Kadernota die hieraan vooraf gaat, bol staat van ambities, het
formuleren daarvan, het constateren dat we met een hele grootscheepse ontwikkeling bezig
zijn, het constateren dat we de achtste stad van Nederland zijn, en het constateren dat er een
ambitieniveau in de Stadsvisie is geformuleerd. Vervolgens is het ook plezierig om te lezen dat
het CDA zich op een zeker moment afvraagt hoe concreet die Stadsvisie dan is. Waar moeten
wij die visie verder doorontwikkelen om naar een concreetheid toe te gaan die voor ons te
behappen is? Ook bij het CDA, dat valt mijn fractie op, is op zeker moment de vraag aan de
orde: welke ambitie en tot welke prijs? Dus met andere woorden: waar stellen wij grenzen aan
dat ambitieniveau? En dan kun je verschillende kanten opgaan. Wij denken dat wij dat in onze
bijdrage hebben gedaan. Je kunt in de ruimtelijke sfeer je grenzen zoeken. Hoever gaan we het
buitengebied in?. Je kunt grenzen zoeken in de sfeer van verkeer en vervoer. Hoever moet het
verkeer de binnenstad in kunnen, om maar eens een dwarsstraat te noemen. Hoever
De heer MEEUWIS
Bij interruptie. Mijnheer Schroder, bedoelt u dat u, als u de documenten, de begrotingen en de
kadernota's beoordeelt, deze inhoudelijk toetst aan datgene wat wij zijn overeengekomen in
de Stadsvisie, waar u overigens zelf niet achter bent gaan staan, en verwijt u dat dan aan
anderen? Of zie ik dat verkeerd?
De heer SCHRODER
Ik heb daar kennis van genomen. U hebt ook kennis genomen van onze reactie daarop. De
Stadsvisie geeft geen pasklare antwoorden op alle ontwikkelingen die ons nog te wachten
staan, terwijl de Begroting heel duidelijk die suggestie wél wekt. Wij hebben een Stadsvisie,
alles wordt toegetrechterd naar de Stadsvisie, alles bouwt daarop voort. Als we dat dan zetten
in een meerjarenperspectief van 10 tot 15 jaar, dan lijkt het erop, en die uitspraak doen wij ook,
alsof wij vandaag de dag geen keuzes meer hebben te maken. Vandaar
De heer MEEUWIS
U bent het toch eens met een meerderheid in dit huis dat je, als je grote ambities hebt, dat soort
termijnen wel móet kunnen overzien in je visie, omdat je namelijk in hokken van een jaar geen
grote projecten, tenzij je daar überhaupt tegen bent, kunt plannen, ook niet uitgebalanceerd
met andere zaken en prioriteiten die je hebt?
De heer SCHRODER
Wij hebben geen bezwaren tegen een hoog ambitieniveau. Dat moet er zijn in allerlei
opzichten. We hebben het ook over het ambitieniveau, waar het gaat om de beantwoording
van de vraag over de tweedeling in de stad, die in de Stadsvisie als zodanig al werd
geconstateerd. Ook daar hoor je te vragen naar de ontwikkeling van de welvaart ten opzichte
van de zorg voor de zwakken in de samenleving, ook daar hoor je een hoog ambitieniveau te
hebben. En ook daar moet je je dus afvragen of er grenzen moeten worden gesteld aan de
ontwikkelingen die gaande zijn, om op die vragen pasklare antwoorden te kunnen geven.