21 DECEMBER 2000
440
bijzondere bijstand voor gezinnen met schoolgaande kinderen, of een verkorte aanvraag
procedure voor mensen die voor korte tijd uit de uitkering gaan. Ik ben blij met de toezegging
van de wethouder in de commissie om voortaan naast het tegengaan van misbruik van
voorzieningen, ook het tegengaan van het onterecht niet gebruiken van voorzieningen als
doelstelling op te nemen. In de commissie heb ik een stevig debat gevoerd over fraude bij het
ontvangen van een uitkering van de Sociale Dienst en met name over het verschil tussen
iemand, die een uitkering geniet en zwart een volle werkweek bijwerkt, en om een voorbeeld
te noemen een bijstandsmoeder, die ééns in de week gaat poetsen en die die paar tientjes niet
opgeeft. Voor alle duidelijkheid: natuurlijk moedigt de SP niemand aan om te frauderen, net
zoals wij ook niemand aanmoedigen om zonder licht op de fiets te rijden. Het is echter wel een
indicatie, net zoals de conclusies van een onderzoek naar de gezondheid van kinderen in een
bijstandsgezin, dat het inkomen gewoon te laag is. Het is nog steeds te laag om te kunnen leven
naar de normen die we als samenleving stellen. Daarom zijn de cijfers over fraude, zoals die in
de commissie werden aangehaald, ook voor de SP-fractie zorgwekkend, niet omdat wij het nou
zo schandalig vinden dat er wordt gefraudeerd, maar omdat het kennelijk voor zeer grote
groepen noodzakelijk is om het inkomen op deze manier op een leefbaar niveau te brengen.
Wethouder HEERKENS
Ik denk dat in het algemeen door een aantal fracties ondersteunende stemverklaringen zijn
afgelegd. Er is sowieso heel breed in de raad steun voor het beleid dat in dit beleidsplan staat.
We proberen aan de ene kant zoveel mogelijk mensen naar de arbeidsmarkt te krijgen maar
aan de andere kant realiseren wij ons ook heel goed dat voor een aantal mensen dat niet, of via
een behoorlijke omweg, is weggelegd en dat we aan hen ook zorg moeten bieden. Dat
betekent dus niet het opjagen van mensen. Daarom keek ik ook wat vreemd aan tegen de lijst
die gepubliceerd werd vanuit het Rijk, waaruit bleek dat Breda als derde het brons heeft
gehaald. Maar de minister ziet dat anders omdat wij blijkbaar, met een aantal andere steden,
weinig sancties treffen. Ik heb hiervoor al enkele mensen namens de minister langs gehad en ik
heb hierop in die zin gereageerd dat ik heel graag op ons inhoudelijk beleid afgerekend zou
willen worden. Als het nodig is om mensen aan te moedigen via het treffen van sancties omdat
er oneigenlijk gebruik of misbruik is, dan is dat nodig en dan zullen wij ook maatregelen
treffen. Aan de andere kant hebben wij met uw raad een aantal notities besproken, waarin we
aangeven hoe we de mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en de mensen die
behoorlijk veel zorg nodig hebben, actief willen benaderen. In bepaalde gevallen gebeurt dat
op vrijwillige basis en in andere gevallen bieden we ze een traject aan, waaraan echter rechten
en plichten zijn verbonden. Dus we gaan geen zachte verhalen aan met die mensen, maar we
sluiten contracten met ze af. Ik heb aangegeven dat ik liever heb dat men daarnaar kijkt. Ik heb
ook gezegd dat men dat eens moest vergelijken, dat men een benchmark zou moeten doen op
het totale terrein en dat ervoor moet worden gezorgd dat we kunnen meten, wat uit de
armoedemonitor van het Sociaal Cultureel Plan Bureau naar voren is gekomen. Daaruit bleek
heel duidelijk dat zeventig procent van de mensen die op een sociaal activeringstraject werden
gezet, in mijn woorden, zijn leven gewoon leuker vond, omdat men serieus bij de samenleving
werd betrokken. Ik denk dat het moeilijker is om dat te meten en op die manier de discussie
met elkaar te voeren. Maar ik zou liever op dat totale beleid afgerekend willen worden dan
alleen op het sanctiebeleid. Overigens gaan wij de discussie met de minister niet uit de weg en
daar waar nodig zullen wij via interne controles dat soort dingen serieus blijven bekijken. Maar
onze nadrukkelijke aandacht gaat uit naar het totale beleid. We gaan beslist niet in
tevredenheid achterover leunen. Er is heel veel werk aan de winkel. Dat betekent dat u van ons
kunt verwachten dat u de komende maanden op de agenda van de commissie het onderwerp
arbeidsmarktbeleid zult aantreffen, waarin wij nieuwe impulsen aan u zullen voorstellen om
ervoor te zorgen dat wij binnen enkele jaren een sluitende aanpak hebben, zoals ik al eerder
naar voren heb gebracht, namelijk dat wij weten waar de mensen die in onze bestanden zitten
zich bevinden en wat er met hen gebeurt. Het kan zijn dat zij zich in een maatschappelijk werk
traject bevinden, in een vrijwilligerstraject, of richting werk, dat maakt ons niet uit, maar wij
weten wat er met de Bredase uitkeringsgerechtigden aan de hand is. Volgens mij heb je dan pas
een echte sluitende aanpak en daar omheen zullen wij inderdaad trachten al het mogelijke te
doen om een fatsoenlijk armoedebeleid te voeren om ervoor te zorgen dat de mensen in Breda
én kunnen deelnemen aan de maatschappij én een stukje inkomensondersteuning kunnen
krijgen om daadwerkelijk ervoor te zorgen dat ze een aantal kosten kunnen bestrijden. Wat