21 DECEMBER 2000
445
werkplekken enzovoorts, onvoldoende worden benut, en daarnaast is ook de SP, en dat is een
heel belangrijk punt voor ons, voor een veel bredere decentralisatie van gemeentelijke taken
naar het wijkniveau. Daarom zullen wij tegen dit voorstel stemmen, en overigens ook tegen het
volgende voorstel dat natuurlijk direct verband heeft met dit onderwerp.
De heer LEUNISSE
De Parel van het Zuiden denkt er toch heel anders over. Wij gaan niet praten over backofffice of
frontoffice, we gaan niet praten over go of no-go, maar wij praten over: is daarmee de
dienstbaarheid gebaat? Als we het volgende onderwerp op de agenda zien, raadsvoorstel 217,
waarbij deelstadskantoren moeten worden ingeleverd om het Stadskantoor hier uit te breiden,
dan zeggen wij neen hiertegen, want het kan niet zo zijn dat de burgers van Breda, Breda is een
grote stad aan het worden, allemaal naar het centrum, dat slecht bereikbaar is, moeten komen.
Daarom willen wij de deelstadskantoren behouden, dus ten koste van een groter stadskantoor.
De VOORZITTER
Wethouder Adank namens wethouder Van Os.
Wethouder ADANK
En die twee spreken dan weer namens het college, voorzitter. Ik ben wat minder behept met
het geloof zoals de heer Dubbelman dat vanavond heeft beleden, want de prettige,
constructieve en kritische discussie die ik heb meegemaakt in de commissie Middelen gaf
uiteindelijk het beeld van een meerderheid van de gemeenteraad die naar aanleiding van de
besluitvorming die eerder op 30 maart 2000 in deze raad heeft plaatsgevonden, van mening is
dat dit de volgende stap is in een logisch proces naar Stadskantoor 1-A. Heel nadrukkelijk is
overigens afgesproken als het gaat om de middelen dat de mutaties, en dan kijk ik even in de
richting van de heer Dubbelman, in de stichtingskostenbegroting ten aanzien van het Voorlopig
Ontwerp en de overige mutaties in de exploitatiebegroting, ingepast worden binnen de door de
raad vastgestelde financiële kaders. Wij hebben nog een keer extra benadrukt dat dit in alle
opzichten niet alleen de bedoeling is, maar een harde uitspraak die u op bladzijde 4 van het
raadsvoorstel vindt. Ik vind het plezierig dat u nog even de evaluatie geeft van de geschiedenis.
Dan hoef ik het niet te doen. Het staat ook in extenso in het raadsvoorstel. Dat betekent dat het
college kiest voor het realiseren van Stadskantoor 1-A binnen de financiële middelen en binnen
de financiële kaders die door de raad zijn aangegeven. Er zal in maart/april natuurlijk best nog
het een en ander gebeuren als het gaat om het aanbestedingsresultaat. Dan zal het
aanbestedingsresultaat met betrekking tot de gunning worden voorgelegd aan het college, de
commissie en de raad. Pas dan, en misschien is dat uw derde of vierde ijkpunt, zullen we
definitief kunnen overgaan tot het realiseren van Stadskantoor 1-A, waarvoor ik overigens de
inhoudelijke elementen en argumenten, die ik heb genoemd op bladzijde 1 van het
raadsvoorstel, vanavond niet zal herhalen. Die hebben in ieder geval het college, en ik dacht
ook de meerderheid van uw raad, overtuigd van de noodzaak om enerzijds optimaal te
functioneren en een optimale dienstverlening te leveren in de richting van de burgers, en
anderzijds ons werkgeversschap serieus te nemen. Dat zijn ook de argumenten die eerder zijn
genoemd. Dat in de richting van de heer Dubbelman: binnen de financiële kaders. Mijn dank
voor de opmerkingen van de heer Kwakkenbos en de heer Snier, dat geldt overigens ook voor
Breda '97, die in een eerder stadium nadrukkelijk het voorstel hebben ondersteund. Wat betreft
de opmerking van de heer Schroder als het gaat om de maatvoering het volgende. In een eerder
overleg met OMA is aan de orde geweest die gedetailleerde discussie nog een keer te voeren.
Het lijkt me verstandig om daarover in januari of februari nog een keer, en dan met de
functionele wethouder, te discussiëren, ruim voordat de aanbesteding aan de orde is, hoewel ik
het idee heb dat daaraan op dit moment niet zo heel veel meer te doen is. Overigens vind ik het
terecht dat u opmerkingen maakt over de maatvoering, de uiterlijke vormgeving, de
architectuur. In ieder geval geeft u een positief oordeel daarover. Die opmerkingen zijn ook
tijdens de afgelopen commissievergadering gemaakt. Samenvattend denk ik dat de
opmerkingen van de verschillende fracties het college en de functionele wethouder nopen om
snel door te gaan om de datum van maart/april te halen om vervolgens de besluitvorming van
het aanbestedingsresultaat en de gunning in april/mei 2001 aan uw raad te kunnen
presenteren. De opmerkingen van de heer Kwisthout en de heer Leunisse neem ik voor
kennisgeving aan.