24 FEBRUARI 2000 49 steeds bredere lagen van ons land protest komt tegen de proefboringen, en onlangs hebben ook Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant zich bij dat formele protest aangesloten. Dan gaat het niet alleen om een juridische positie, dan wel dat een wikken en wegen of een juridisch beroep kans van slagen zou moeten hebben, want gelet op de hele totstandkoming van het besluit is dat niet aan de orde, men wil dat dit stuk natuurgebied behouden blijft en dat wordt ten volle in de discussie ingebracht. De heer Dubbelman geeft ook nu weer in zijn bijdrage aan dat hij toch meent zich een eigen stemgedrag en een eigen positie in de Recreatieraad te kunnen permitteren en dat hij zich daarbij wel aanmeet dat hij uiteraard het schap over het standpunt van de gemeente Breda zal inlichten. Dat lijkt ons onvoldoende voor de positie die hij formeel inneemt. Ik denk dat deze discussie voor ons geen aanleiding is om het raadsvoorstel überhaupt ter discussie te stellen, ik denk dat het ten volle, ook met overneming van de overwegingen daarin, door de raad, of in ieder geval door de voorstemmers van de eerder genoemde motie kan worden ondersteund. TWEEDE TERMIJN De heer DUBBELMAN Ik heb twee opmerkingen. In de eerste plaats valt mij het volgende op. De fractie van GroenLinks bestaat voor de helft uit juristen, en niet zomaar juristen, zelfs advocaten, ingeschreven aan de balie, en daarvan mag je toch veronderstellen dat zij, zo niet alle wetten, zoals elke Nederlander geacht wordt die te kennen, maar in ieder geval wel de Gemeentewet kennen. De heer Schroder zegt: u stemt in het schap zus en zo, wij geven een last aan u mee. Wat staat er in artikel 27 van de Gemeentewet? De leden van de raad, en dat is uiteraard ook van toepassing op vertegenwoordigers in gemeenschappelijke regelingen, dat geldt ook voor de heer Taks in het Moerdijkschap, De heer TAKS Zo vat ik mijn taak ook op. De heer DUBBELMAN stemmen zonder last. Toen wij hier in deze raad werden beëdigd, en wij waren daar allen bij aanwezig, hebben we allemaal beloofd om in ieder geval de wetten van het land te eerbiedigen. En je mag dat dan toch met name van juridisch geschoolde raadsleden verwachten. Mijn tweede en ook laatste opmerking is de volgende. Ten aanzien van mijn gedrag wil ik een onderscheid maken tussen de mening die je als individueel raadslid hebt, eventueel met wat meer informatie over een bepaald onderwerp, en de mening die je als vertegenwoordiger in een gemeenschappelijke regeling hebt. Ik wil dat in die zin nog verduidelijken, dat voor mij de juridische aspecten geen prominente rol mogen vervullen, maar dat het moet gaan om de aspecten van schade aan milieu en landschap. En daaronder versta ik ook aantoonbare risico's, al of niet op termijn, voor natuur en landschap. De heer SCHRODER Van de aantoonbare risico's heb ik al gezegd dat die zich een beetje verhouden tot het begrip dat de heer Dubbelman in zijn eerste termijn noemde: daadwerkelijke schade. Het gaat inderdaad om het gegeven dat er een mogelijk risico kan zijn. Dat is ons inziens voldoende om tot voorzichtigheid te manen en te zeggen: daar kijken we heel kritisch naar, en waar we dat geluid kunnen laten horen moeten wij dat doen. Ten aanzien van de verwijzing naar artikel 27 van de Gemeentewet het volgende. Daarin staat de positie van de heer Dubbelman en van elk raadslid dat in een gemeenteraad is gekozen. Daarmee mag niet worden verward de positie waarin welk raadslid of welk collegelid dan ook de gemeente vertegenwoordigt in een ander orgaan. Dan is niet artikel 27 van de Gemeentewet aan de orde, omdat het dan niet gaat om de raad of die organen, dan gaat het om iemand die de raad als zodanig in een orgaan vertegenwoordigt. Als je een orgaan vertegenwoordigt, dan kan het niet anders dan dat je dat doet met een zekere last of ruggespraak met degenen die je vertegenwoordigt. Kortom, die vergelijking gaat niet op,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 49