30 MAART 2000 83 Wethouder GIELEN Heel kort als reactie op de inbreng van de heer Braat en de heer Van Yperen. Ik heb inderdaad in de commissievergadering mijn excuses aangeboden, en ik wil dat hier in de raadsvergadering nogmaals herhalen, voor de slordige verzending van de stukken, hetgeen ertoe heeft geleid dat we vrij lang met elkaar hebben moeten debatteren over wat nu het verschil was met het aanvankelijk verstuurde raadsvoorstel. De portee daarvan was, en ik merk aan de woorden van de heer Braat dat het nog steeds tot wat verwarring leidt, dat het college op verzoek van de raad niet meer wenst te werken met reservefondsen. Dat zal dus ook in het geval van archeologie niet het geval zijn. Toen het beleidsplan in de inspraak werd gebracht was dat nog wel een uitgangspunt van de gemeenteraad, dat is het nu niet meer. We werken dus met een vierjaarlijkse storting van ƒ400.000,-- vanuit het GOM-bedrijf. Met dit bedrag denk ik dat de afdeling Archeologie in haar beperkte omvang op dit moment voldoende mogelijkheden heeft om de werkzaam heden die voor haar liggen op te pakken en daarin alle energie te stoppen. Natuurlijk blijkt uit zo'n archeologisch beleidsplan dat er meer wensen zijn. Of we daaraan bij de Kadernota een nadere invulling geven is een zaak die ik in ieder geval, dat heb ik ook in de commissie gezegd, als een verantwoordelijkheid beschouw van de gemeenteraad. Maar ik ben realistisch genoeg om aan te geven dat we met dit geld, vier keer 400.000,-- plus een eenmalig bedrag van ƒ400.000,-, behoorlijk vooruit kunnen, zeker gezien de opgave die we in het kader van de HSL-opgravingen hebben, want deze komt er voor onze kleine afdeling Archeologie ook nog aan. Dus ik loop niet vooruit op de discussies binnen de Kadernota, omdat ook de dienst Cultuur in die discussie nog andere wensen heeft en we uiteindelijk met elkaar prioriteiten moeten stellen. Ik ben in ieder geval blij met de prioriteit die vorig jaar is gesteld met 1,6 miljoen voor een periode van vier jaar, en ƒ400.000,- eenmalig. TWEEDE TERMIJN De heer BRAAT Ik betreur het een beetje dat de wethouder laat doorschemeren dat ik het niet goed zou hebben begrepen. Naar mijn idee heb ik het heel erg goed begrepen. Dat heb ik ook in mijn betoog neergezet, namelijk dat het misverstand dat ontstond binnen de commissie met betrekking tot het aanvankelijke voorstel en het uiteindelijke voorstel, een verschuiving betekent. Dat heb ik genoemd het flexibeler beschikken over het fonds, en dat biedt meer mogelijkheden aan financiële ruimte. Dus wat dat betreft geen misverstand, ik heb het allemaal heel erg goed begrepen, alleen heb ik het niet op 22 maart tijdens de commissievergadering exact meegekregen. Ik heb het betoog van de wethouder begrepen. Blijft staan, ik wil het nog een keer resumeren, dat er een achterstand is met betrekking tot de inhaalslag, dat er geen financiën zijn voor de particuliere projecten, dat is natuurlijk te betreuren, en geen museale activiteiten. Dat is toch een complex van activiteiten die de aandacht vragen en waarvoor mogelijk toch op termijn middelen te vinden zouden moeten zijn. Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE Ik heb de indruk dat de heer Braat het toch niet goed heeft begrepen, anders heb ik het niet goed begrepen. Het gaat om vier keer 400.000,- over vier jaar, dat is 1,6 miljoen. Dat wordt bekostigd vanuit het Grondbedrijf. Als het op een gegeven moment niet nodig is, dan wordt het overgeheveld naar een volgend jaar, dus het nieuwe voorstel dat wij hebben gekregen is alleen veel gunstiger geworden, en dat houdt ook in, zoals de wethouder De heer BRAAT Bij interruptie. Ik heb ook nadrukkelijk uitgelegd dat het mijn opvatting is dat dit laatste voorstel een flexibelere opstelling mogelijk maakt, waardoor het er voor de financiële ruimte gewoon beter uitziet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 83