26 APRIL 2001
102
schrijft de SWOB aan alle fracties op 6 maart 2001: de SWOB is het nog steeds oneens met de
uitkomst van de quickscan. Wij zijn het met name oneens met het meetellen van woningen
onder de OZB-grens van 140.000 van de particuliere verhuurders. De SWOB heeft nog steeds
geen afdoende antwoord gekregen van de gemeente over dit punt. Onze vraag is: waarom stelt
het college in commissievergaderingen en in antwoorden op schriftelijke artikel 48-vragen, dat
er geen verschil van mening met de SWOB is over dit punt, terwijl de SWOB zelf nadrukkelijk en
overduidelijk stelt dat men het daar niet mee eens is en dat men nog steeds geen afdoende
antwoord heeft ontvangen? Wat betreft het scheefwonen het volgende. Wat is scheefwonen?
Dat betekent dat je in een goedkoper huis woont dan je gezien je inkomenspositie zou kunnen
betalen. De quickscan telt deze sociale woningen op bij de beschikbare sociale woningvoorraad.
Maar er wordt geen antwoord gegeven op de vraag of het überhaupt wenselijk is dat deze
mensen uit deze woningen verhuizen, want dat impliceert een andere en minder evenwichtige
opbouw van wijken die vaak gekenmerkt worden door veel sociale woningbouw. Anderzijds
wordt er ook geen antwoord gegeven op de vraag hoe we die mensen dan wel uit hun
woningen moeten krijgen. De gemeente erkent, dat is ons uit een gesprek met verschillende
ambtenaren gebleken, dat het over het algemeen mensen betreft die het wel best vinden zo,
die graag in hun wijk en in hun woning blijven wonen en niet willen verhuizen, die zelfs bewust
kiezen voor een kwalitatief mindere woning voor minder huur ook. Onze concrete vragen zijn:
is het college van mening dat het, de sociale opbouw van wijken in aanmerking genomen,
wenselijk is dat scheefwoners verhuizen? Bevestigt het college de door ambtenaren gemaakte
opmerkingen dat deze mensen over het algemeen bewust in deze huizen blijven, dat het geen
kwestie is van het gedwongen in een kwalitatief mindere woning wonen, omdat er nu eenmaal
geen andere huizen zijn? Welke middelen heeft het college om te bewerkstelligen als dat
wenselijk is, dat deze mensen ook verhuizen om zo deze huizen beschikbaar te krijgen voor de
sociale woningvoorraad, waarbij ze gemakshalve zijn opgeteld? Het volgende punt betreft de
voorraad sociale huurwoningen van particuliere verhuurders. De quickscan stelt dat alle
woningen onder de OZB-grens van 140.000 meegeteld moeten worden als sociale
huurwoningen. De SWOB heeft reeds bij de behandeling van de quickscan een onderzoek
gedaan bij de particuliere verhuurders, waaruit bleek dat er maar ongeveer 300 woningen een
huur hadden lager dan de 710,-, die op dat moment als grens gold, in plaats van de 5.500
woningen waar het college mee rekent. Die inbreng van de SWOB was voor het college geen
reden om deze 5.500 woningen niet bij de sociale kernvoorraad op te tellen, zelfs geen reden
om dit nader te gaan onderzoeken. Waarom heeft het college op zo'n belangrijk punt eigenlijk
als een struisvogel het hoofd in het zand gestoken en beleid gemaakt, belangrijk beleid, op
basis van cijfers waarvan men wist dat ze niet correct waren? Waarom heeft het college hier
altijd omheen gedraaid en nooit rechtstreeks antwoord gegeven op ondubbelzinnige vragen
van de SP-fractie hierover? En dan verwijs ik bijvoorbeeld naar de vragen ex artikel 48 van 22
september 2000. Samenvattend en afsluitend in de eerste termijn: ik heb een zestal vragen
gesteld, waarop ik graag een duidelijk antwoord zou willen hebben. Ik zal ze nog even
herhalen, dan kan het college even meekijken en ze eventueel nog opschrijven. De eerste vraag
betreft het verschil van mening met de SWOB over de beantwoording van het college. Is er nou
wel of niet afdoende antwoord gegeven en wat is de mening van het college hierover? De
tweede vraag is: oordeelt het college het als wenselijk dat scheefwoners verhuizen? De derde
vraag is: wat is de reden volgens het college dat deze mensen scheefwonen? Is dat omdat ze dat
dan graag willen, of is dat omdat er geen duurdere huizen voor hen beschikbaar zijn en ze
hiertoe gedwongen zijn? De vierde vraag is: welke beleidsinstrumenten hanteert het college om
deze verhuizingen ook te kunnen bewerkstelligen in de praktijk? De vijfde vraag luidt: waarom
houdt het college vast aan een achterhaalde opvatting over de woningen in de particuliere
sector? En als zesde en laatste vraag: waarom heeft het college hierop nooit een duidelijk
antwoord in de richting van de SP-fractie gegeven?
De VOORZITTER
Geeft dit andere fracties aanleiding om te reageren?
De heer POSTHUMA
Ik wil er inderdaad kort op reageren. Als de SP verantwoordelijkheid wil dragen voor een goede
huisvesting voor alle Bredanaars, dan staat ze daar niet alleen in. Ook de Partij van de Arbeid
acht het haar plicht om daarnaar te streven, met andere woorden: tot zover zijn we het met