26 APRIL 2001
107
De heer KWISTHOUT
Waarom heeft het college geen eenduidig antwoord in de richting van de SP gegeven over de
cijfers en over het verschil van inzicht over de cijfers? We zijn daarop in schriftelijke vragen
regelmatig ingegaan.
Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX
Neen, u heeft antwoorden gekregen waarmee u het niet eens bent. U heeft daarna vele
gesprekken gevoerd, dat vind ik heel juist. En u blijft zoeken naar een gaatje van: daar is het
anders. Ik bied u op 8 mei alle gelegenheid om stevig mee te doen en de hiaten eruit te halen
als die er naar uw mening zijn. Dat is naar mijn mening samen goed insteken, want we zullen
toch samen tot dezelfde interpretatie van cijfers moeten komen. En dan kun je weer van
mening verschillen. Dus dat komt.
TWEEDE TERMIJN
De heer KWISTHOUT
Ik zal eerst even reageren op de sprekers. De heer Posthuma stelt dat het niet zinvol is om
hierover op dit moment te discussiëren, het zou niet het belangrijkste probleem zijn. Ik wil de
heer Posthuma even in herinnering brengen dat de quickscan een belangrijk beleidsinstrument
is om te kijken hoe groot de voorraad sociale woningen is, en
De heer POSTHUMA
Ik acht een quickscan uit 1998 belangrijk voor dat moment om op dat ogenblik te kijken wat we
op de korte termijn moeten doen en welke kant we wellicht op moeten. Je mag niet
verwachten dat die quickscan in 2001 nog dezelfde betekenis heeft. Ik denk dat dat dan ook de
reden is dat we binnenkort de beschikking krijgen over actuele cijfers. Ik vind het inderdaad niet
zinvol om dan nu te blijven hakken over de vraag of destijds die quickscan nou wel precies
aangaf wat het juiste aantal was.
De heer KWISTHOUT
Een quickscan, nogmaals, is een leidraad voor het beleid, want in de quickscan kijk je naar welke
sociale woningen je hebt, hoeveel je er hebt, wat de vraag is naar sociale woningen en hoe zich
die verhoudt. In die quickscan staat op basis van cijfers, waarvan ik, denk ik, voldoende heb
aangetoond dat ze onjuist zijn, dat het aantal gevraagde sociale woningen en het aantal
beschikbare sociale woningen ongeveer in evenwicht is. Als u even doorredeneert, mijnheer
Posthuma, dan kunt u ook concluderen dat er dan dus ook geen reden meer zou zijn om meer
sociale woningen te bouwen. En dat is wel een belangrijk beleidsgevolg, zeker als je gaat kijken
naar wat die misrekening van de particulieren woningvoorraad nou scheelt. Dat scheelt
duizenden woningen. Dat betekent dus dat je eigenlijk zegt dat je eigenlijk niet meer hoeft te
bouwen omdat er is een evenwicht zou zijn, terwijl je duizenden woningen tekort komt.
De heer POSTHUMA
Ik heb overigens niet gehoord dat men die conclusie heeft getrokken. Als die door wie dan ook
zou worden getrokken, dat zullen we daarover samen verder moeten spreken.
De heer KWISTHOUT
Ik denk dat het een hele logische conclusie is als je ervan uitgaat dat er een evenwicht is tussen
het aantal woningen dat je hebt en de woningen waarnaar wordt gevraagd. Dat is een
beleidsmatige interpretatie van het afstappen van het idee dat je de hoeveelheid woningen die
je bouwt moet verdelen in een derde goedkoop, een derde duur en een derde middel, wat
voorheen als beleid gold. Daarna is het beleid geweest om eerst te gaan kijken wat er nou
eigenlijk nodig is en aan de hand daarvan te gaan bouwen. Als je die eerste vraag onjuist
beantwoordt en je vergist je op een paar duizend woningen, dan heeft dat natuurlijk wel een
heel belangrijk beleidsgevolg. De heer Douwes Dekker stelt dat dit interpellatiedebat
prematuur is. Wij discussiëren over cijfers, over de correctheid van cijfers, die al sinds 1998
bekend zijn. Het is niet zo dat wij daar nu ineens op komen, dat we ineens en heldere inval
hebben gehad, of dat er in Appelscha iets is gebeurd of zo, neen, wij hebben sinds 1998, sinds
de eerste commissievergadering waarin de quickscan werd besproken, dit aan de orde gesteld.