29 MEI 2001 156 Wethouder OOMEN Dat blijkt, mijnheer Schroder, uit de burgerenquête, waar de waardering hiervoor nog niet als een belangrijk punt door de burger naar voren wordt gebracht. Zo heb ik althans de burgerenquête gelezen. Maar u kunt alles op twee manieren lezen, we hebben allemaal verschillende sterktes in onze brillen. Daar ligt dat aan. Breda '97 heeft ook gesproken over werkzaamheden die een bepaalde tijd duren, ofwel te lang duren. Ik vind dat je wel makkelijk kunt zeggen dat de werkzaamheden te lang duren, maar aan de andere kant is het zo dat je bij werkzaamheden aan de wegenstructuur de zaak niet kunt afsluiten want het is geen bouwplaats. Dat betekent dat je, wanneer je aan een weg werkt, altijd moet zorgen dat de bedrijven bereikbaar zijn, dus het is altijd werken met de mobiliteit in je omgeving die gewoon doorgang moet vinden. Dat is één. Dat betekent dat de werkzaamheden daardoor ook langer duren. Ten tweede is het zo dat werk in de buitenruimte ook afhankelijk is van de temperatuur. We kunnen de zaken niet helemaal overdekken. Dus ook daarvan je afhankelijk. Als het bijvoorbeeld gaat om asfalteren, dan ben je toch ook afhankelijk van de buitentemperaturen. Met andere woorden, dit zijn toch wel een paar factoren die bijdragen aan de duur van een project. Een derde vraag die ik heb gekregen van Breda '97 gaat over de wijk- en dorpsraden, die in een vroeg stadium bij het beleid moeten worden betrokken. Ik kan u zeggen dat ik daarmee vorige week, trouwens al een paar jaar maar vorige week heel concreet, ben begonnen. Want wat is er gebeurd? Vorige week is de eerste bijeenkomst geweest, de workshop over de woongebieden. Daarbij waren alle wijk- en dorpsraden uitgenodigd, de maatschappelijke organisaties hebben daar allemaal hun zegje kunnen doen. Voorts is het zo, dat weet u, dat wat betreft de districtsprogramma's de districtsmanagers nu al voor 2002 de meningen van de wijk- en dorpsraden peilen. Dus het lijkt mij dat deze methodiek een goede verankering is van datgene wat de wijk- en dorpsraden aan kennis hebben vanuit hun lokale omgeving, aangedragen door de burgerij. In de richting van Breda '97 kan ik antwoorden dat die koppeling behoorlijk is gewaarborgd. De VOORZITTER Uw vijf minuten zijn om. Wethouder OOMEN Hoeveel? Dames en heren, dan stop ik ermee. De VOORZITTER Hij had beloofd dat de minuten die hij niet nodig had, naar mevrouw Van Beusekom zouden gaan. De heer SCHRODER Ik heb nog een vraag aan de portefeuillehouder, of eigenlijk aan het college. Het CDA legt in de Algemene Beschouwingen een claim op de 5 miljoen onttrekking parkeergelden ten behoeve van investeringen parkeerfaciliteiten aan de Oost-Westflank en het Stationsgebied. Ik zou graag willen dat het college in de langetermijnvisie afstand daarvan neemt en zegt dat daar niet de prioriteiten liggen. Wethouder OOMEN In de Kadernota staat de formulering dat van 2005 tot 2009 een aantal miljoenen wordt onttrokken aan de reserve van het Parkeerbedrijf, ervan uitgaande, dat moeten we ook erbij vermelden, dat de huidige ontwikkeling zich zo voortzet. Het college zegt dat we dit zo doen maar dat het wel weer wordt geïnvesteerd in infrastructuur die mede te maken heeft met automobiliteit. Wethouder ADANK Het aardige van een portefeuille met cultuur, economische zaken en grondzaken, maar ook met bijvoorbeeld welstand, architectuur en monumenten is, dat je op een aantal punten toch een meerwaarde kunt bereiken als je ze met elkaar in samenhang brengt. Ik denk, als we in het verleden spraken over cultuur en economische zaken, dat dat een wat vreemdere eend in de bijt was in het hele gemeentelijke verhaal dan tegenwoordig. Met name als het gaat om het aantrekken van bedrijven spelen vestigingsvoorwaarden, onder andere kunst, cultuur en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 156