29 MEI 2001
159
op den duur zijn zin. En elk initiatief in die zin is ons meer dan welkom. Het spreidingsbeleid
van de bibliotheken is
De heer SCHRODER
U wilt van de twee silo's toch geen monument maken, of wel?
De heer KWAKKENBOS
Waarom niet?
Wethouder ADANK
Neen, in uw visie kunnen we er een lampenkap van maken, maar dat lijkt me ook niet zo'n
sterke, dus wij willen met het indienen van dit voorstel heel nadrukkelijk wat minder
conventionele initiatieven een kans geven. Ik denk bijvoorbeeld aan de Kunstacademie of aan
andere kunstenaars in deze gemeente die daarvoor inspirerende voorstellen op tafel kunnen
leggen. Dus ik ga dit voorstel absoluut niet uit de weg. Ik vind het uitermate
De heer SCHRODER
Laat ik het dan zó zeggen: misschien, als het een monument wordt, dat het meer kans heeft om
snel gesloopt te worden dan op dit moment.
Wethouder ADANK
Dat is de keuze die u maakt. Over het spreidingsbeleid van de bibliotheken is al nadrukkelijk in
de commissie gesproken. We zullen in de loop van het jaar een spreidingsbeleid voorleggen. Dat
was ook overigens de afspraak die is vermeld in de nota over de bibliotheek, die in december is
aangenomen, waarin de raad heel nadrukkelijk achter de beleidsvisie van het management van
de bibliotheek is gaan staan. Ook wat betreft de nieuwe opzet, dus als het gaat om de
digitalisering, de andere bestanden, de wijze van omgaan met de totale collectie van de
bestaande bibliotheek, moet je bereid zijn om daarin andere keuzes te maken dan tien jaar
geleden. Het management van de bibliotheek heeft die keuze heel nadrukkelijk gemaakt en
volgt daarmee bijvoorbeeld het provinciale beleid dat op dit moment wordt geïnventariseerd en
waarbij we vorige week hebben kunnen constateren dat Breda perfect op die lijn zit. Dat er in
de communicatie bij de dreigende sluiting van de filialen en de omvorming van de filialen wat
te snel werd gewandeld, is duidelijk. In ieder geval hebben we ervan geleerd dat we op basis
van datgene wat in de beleidsnota staat en de gevolgen daarvan een open communicatie zullen
moeten aangaan met degenen om wie het gaat. Dat geldt overigens ook voor de
Monumentennota, die door uw raad als een kwalitatief sterk stuk is uitgelegd en waarvoor het
college in de Kadernota absoluut invulvoorstellen doet, maar ook de Monumentennota
Gekoesterd Karakter heeft een looptijd van vele jaren. Niet alles kan in het eerste jaar worden
gerealiseerd. U kunt mij eraan houden, zeker als door de fracties wordt gevraagd om ten
aanzien van de formatie bijvoorbeeld een inzet te plegen en daar op een heel creatieve manier
tot actie te komen, ook bijvoorbeeld naar aanleiding van de brief van de klankbordgroep
Monumenten, die, en dat waardeer ik zeer, de nota uiterst intensief heeft begeleid. In die zin
denk ik ook dat de structurele bedragen, de acht ton die daarvoor is uitgetrokken, in eerste
instantie bijvoorbeeld voor het schrijven van de blokboeken voor de binnenstad voor het
inventariseren van de monumenten, niet allemaal op gemeentelijk niveau behoeven te worden
afgewerkt. Ook daarin denk ik dat we zullen moeten leren een stukje van de regie en de
controle in handen te houden en de uitvoering uit te besteden. Daar is op zichzelf niets mis
mee, als je de beleidsmatige kaders daarvoor maar goed neerzet. Als het gaat om economische
zaken ben ik het inderdaad met de VVD eens dat je bij een brede mix van bedrijvigheid voor
een stad als Breda met zijn 180.000 inwoners naar alle terreinen zult moeten kijken die
voorhanden zijn en dat je je niet moet laten wegspelen. Dat betekent nieuwe
bedrijventerreinen, bestaande bedrijventerreinen revitaliseren, startersbeleid, een digicentrum
waarmee we bezig zijn, goede relaties met de hogescholen, het ontwikkelen van
kantoorrelaties, en, ook in de richting van de Partij van de Arbeid, natuurlijk de stedelijke
vernieuwingsgebieden. In de Detailhandelsnota, maar ook op andere momenten in het beleid
zult u zien, als het gaat om wijkeconomie, etnisch ondernemerschap en winkelfuncties in deze
gebieden, dat er absolute aandacht is en dat er ook concrete resultaten worden bereikt. Ik mag
aannemen dat u weet dat daarover met het zittende bedrijfsleven goed overleg is en dat in de