29 MEI 2001
168
De heer HAARHUIS
Ik moet toch even een opmerking maken. U stelt dat de post van het Volkshuisvestingsfonds een
pm-post is. Ik heb een programakkoord uit 1999 waar bij punt 7.2 wordt gezegd dat aan het
fonds Volkshuisvesting voor de Jaarschijf 2000 één miljoen wordt toegevoegd en dat het voor
de jaren daarna afhankelijk wordt gesteld van de evaluatie. Maar dat zou dan tevens
betekenen, als je die evaluatie hebt gehad, dat je dan die pm-post vult met het bedrag dat je
daarvoor in feite wilt uittrekken.
Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX
Ja. Of hoger, of lager. Of weg. Dat kan ook. Dit zal waarschijnlijk een van de punten worden
waarover de raad in zijn geheel het eens moet zijn voordat we een nieuw programakkoord
moeten schrijven. Wat betreft volkshuisvesting is het bijna niet te doen om nu kant en klare
antwoorden geven over de volkshuisvesting van déze tijd. En dat vragen de fracties. Bij het
formuleren van antwoorden zijn ook niet alleen de cijfers nodig maar zullen ook de SWOB, de
woningbouwverenigingen en andere marktpartijen blijvend moeten worden betrokken. We
zullen tijd daarvoor moeten uittrekken. Als we dat namelijk niet doen dan is de regierol van de
gemeente ook buitengewoon ongeloofwaardig. Want je ziet al dat hier misverstand op
misverstand gestapeld wordt. Ik denk dat je die misverstanden in één hap etaleert aan de
partijen die ik nu heb genoemd. Dan vallen zij echt van hun stoel. Dus dat moeten we beter
doen. Ten slotte moet ik GroenLinks erop wijzen dat ruimtelijke ordening nou juist bij uitstek
het terrein is waar de invloed van de raad heel groot is. En bij al mijn handelen, maar dat is toch
niet het belangrijkste, bij al het handelen van het college is de raad altijd het referentiekader.
En daar hoort het ook. Ik zou willen eindigen met de zin: en zo zie je maar weer eens: "Nix is
wat het lijkt".
De VOORZITTER
Dat geldt ook een beetje voor de tijdsoverschrijding.
Wethouder DE WERD
Ik had bilateraal met collega Van Beusekom afgesproken dat zij een minuutje van mijn tijd zou
krijgen, maar als ik haar tijdsoverschrijding pak dan had ik beter nu kunnen stoppen. Dat wil ik
echter niet doen. Ik dank de raad voor de bijdragen in de eerste termijn en ik moet tot mijn
genoegen constateren dat, hoewel er wat nuanceverschillen zijn, aandacht is besteed aan alle
onderdelen van de portefeuille die ik met heel erg veel genoegen probeer invulling te geven. Ik
wil achtereenvolgens stilstaan bij de onderwerpen onderwijs, milieu en districtsgewijs werken.
Het CDA wijst terecht op het belang van opvoeding, onderwijs en herscholing, waarbij een
relatie wordt gelegd naar criminaliteit. In die directe relatie zie ik niets. Ik constateer wel dat
onze beide leerplichtconsulenten in nauwe samenwerking met het onderwijs proberen zoveel
mogelijk jongeren een startkwalificatie te geven. Wij hebben het project Handhaven op Niveau,
een samenwerkingsverband van zeven partners, waarin ook goede resultaten worden geboekt.
Ik denk dat die resultaten in zijn totaliteit een bijdrage kunnen leveren aan het voorkómen van
criminaliteit met name bij jongeren, en ik denk dat het CDA dat heeft bedoeld. Vrijwel alle
fracties hebben stilgestaan bij het probleem onderwijshuisvesting, het probleem dat mij
dagelijks en soms op vreemde manieren bezig houdt. Bij mijn aantreden als wethouder heb ik
moeten constateren dat de dialoog met het onderwijsveld verbetering behoefde. Ik ben ervan
overtuigd dat de goede dialoog met het onderwijsveld, zeker daar waar het gaat om een
probleem als huisvesting, van groot belang is. Mij is ook gebleken dat in sommige situaties, als
het gaat om onderwijshuisvesting, het stichten van nieuwe scholen, de neuzen niet altijd
dezelfde kant uit gaan. Dat laatste zou kunnen betekenen dat we toch weer vervallen in ad-
hocbeslissingen, iets wat ik tot elke prijs wil voorkomen. Mijn inspanningen in de komende
maanden zullen er dan ook op gericht zijn om alle neuzen in het onderwijsveld zoveel mogelijk
één kant uit te krijgen. In het programakkoord staat vermeld dat een inventariserend
onderzoek wordt verricht op grond waarvan een juiste prioriteitsstelling kan worden gemaakt.
Inmiddels is er met zeer veel schoolbesturen overleg geweest over de staat van onderhoud van
de gebouwen, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant. De buitenkant is voor rekening
van de gemeente, de binnenkant valt onder de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen
zelf, en ook daar is in de afgelopen jaren niet altijd datgene gebeurd wat er zou moeten
gebeuren. Ik ben blij dat het vierjarenplan en de reactie van het onderwijs ertoe hebben geleid