29 MEI 2001
170
De heer SCHRODER
Bij interruptie. Misschien zou u eens bij uw collega, mevrouw Nix, te rade moeten gaan, die
inderdaad ook graag conferenties en gesprekken met raadsleden organiseert, zonder dat daar
enig houvast, zonder dat daar enige reële, tastbare uitkomst uit komt. En dat geldt in onze
constatering ook voor het milieubeleid van de gemeente Breda. Dus voor dat soort vrijblijvende
bijeenkomsten voelen wij inderdaad weinig.
Wethouder DE WERD
Mijnheer Schroder, u verweet daarstraks mevrouw Van Beusekom, want zo heet ze naar mijn
mening nog steeds, dat zij uitging van veronderstellingen. Ik denk dat u nu ook van
veronderstellingen uitgaat. Op het moment waarop de milieuvisie gestalte zal krijgen, en ik
volg dat proces nauwlettend, zult u zien dat u wederom het ongelijk aan uw zijde heeft.
De heer SCHRODER
Nogmaals, bij interruptie. Ook de Partij van de Arbeid-fractie constateert in haar Algemene
Beschouwingen dat de menselijke factor in het milieubeleid ver onderbelicht is in het Bredase
beleid. Dat is één. En twee: men hangt het voorbeeld van de C02-uitstoot daaraan, en wij
merken dat in afwijking tot het verleden het terugdringen van de C02-uitstoot niet meer tot de
milieudoeleinden van onze stad behoort. En dan noem ik maar één voorbeeld
De heer HAARHUIS
De Partij van de Arbeid kan uitstekend haar eigen zaak voor het voetlicht brengen en dat
hebben we ook gedaan. Wij zijn helemaal niet van mening dat Breda op dat punt helemaal
niets doet. Getuige ook het feit dat we met warmtepompen aan de gang gaan, zowel bij het
Stadskantoor, het Casino als in de nieuwe wijk Nieuw-Wolfslaar, en dat we met elkaar hebben
afgesproken dat we een zeer groot windmolensysteem in werking zullen stellen. Enfin, er is een
groot aantal punten waaraan je heel duidelijk kunt zien dat de stad een flinke bijdrage levert
aan het terugdringen van de C02-uitstoot. Maar op dat punt kun je wel nog een aantal dingen
verbeteren. Dat is waar het ons om gaat en ik sluit me daarom ook niet aan bij de opmerkingen
van de heer Schroder. Ik vind de vergelijking met de informatie uit de commissies van mevrouw
Van Beusekom ook onterecht. Het gaat hier om het creëren van de onderleggers die moeten
leiden tot een discussie over de milieuvisie. Dat u daaraan niet meedoet vind ik ook jammer.
Wethouder DE WERD
Naast de voorbeelden die de heer Haarhuis al heeft genoemd, waarvoor mijn dank, wil ik toch
nog even stilstaan bij de totstandkoming van de milieuvisie Landgoed Breda, het Waterplan, de
Milieuprijs, die tien maal zoveel inzendingen krijgt als de vorige editie, de inventarisatie van
gevaarlijke bedrijven, het uitgebreid bodemonderzoek, en zo kan ik nog wel een tijdje
doorgaan. Ik deel de mening dus absoluut niet dat de kritiek die u op het milieubeleid heeft
terecht is. Wat betreft het districtsgewijs werken het volgende. Ik ben blij met de belangstelling
voor dit onderwerp, omdat dat een van de prioriteitsstellingen was bij mijn aantreden. Ik heb
inmiddels contact gehad met alle dorps- en wijkraden en aangezien de problemen
voornamelijk, laat ik dat correct formuleren, lagen bij de dorpsraden uit de voormalige
randgemeenten, is daarmee het contact veel intensiever geweest. Wij hebben een eerste
evaluatie gehad in januari. U heeft daar zelf kunnen vernemen wat de mening van de
dorpsraden was, en op 18 juni aanstaande sluiten we definitief de intensieve begeleiding van
die vier dorpsraden af. Ik kan u al mededelen dat ik gisteren het laatste individuele gesprek heb
gehad met de dorpsraad Ulvenhout, en ik moet u zeggen dat dat gesprek mij bijzonder veel
goed heeft gedaan, omdat we absoluut vooruitgang hebben geboekt. Wat het districtsgewijs
werken betreft zijn we intern bezig om alles op een rij te zetten en de afstemming onderling op
een goede manier gestalte te geven. Vervolgens zullen we aan het eind van dit jaar een
inventarisatie gaan maken bij dorps- en wijkraden om van hen te vernemen hoe zij hun rol en
hun positie in de toekomst zien. Conclusie: er is nu tijd om in alle rust te evalueren over de
positie van dorps- en wijkraden en het districtsgewijs werken, en intern wordt al een traject
opgestart om dat gestalte te geven. Tot slot nog een opmerking in de richting van de
GroenLinks-fractie. Zij hebben in hun schriftelijke bijdrage geprobeerd om in goed Bredaas
actief te zijn. Ik moet constateren dat ook dat niet is gelukt. Ik heb al eerder aangegeven dat ik
goede contacten heb in het onderwijsveld, zo ook met de beide hoogleraren in de Bredase taal,