29 MEI 2001 200 dat de software die termijn vele malen zal overleven. Want daar zat een stuk zorg van u. Het tweede punt, en dat was ik in de eerste termijn vergeten, betreft uw vraag naar het buitenruimteplan en de ontwikkeling van alle deelplannen, die door bepaalde onvolkomen heden in de infrastructuur op achterstand zouden komen. Dat is geenszins het geval. Het college heeft namelijk een verantwoordelijkheid daar waar het gaat om zijn functie als wegbeheerder. Het is dus ook onze taak, als de veiligheid van de infrastructuur in het geding is, om direct en adequaat daarop reageren. In de richting van mevrouw Vossenaar, met betrekking tot parkeer en pendel, denk ik dat we genoeg daarover hebben gediscussieerd. Ik denk dat we nu van elkaar begrijpen wat wij van de parkeer- en pendelproblematiek vinden. Ik heb u gezegd dat wij als college niet onwelwillend hier tegenover staan, maar er zitten haken en ogen aan, ook de financiële kant heb ik nog niet genoemd. Maar dat is natuurlijk ook een aspect dat moet worden meegenomen in het totaalpakket van het Verkeersplan, de bereikbaarheid enzovoorts. En om op die bereikbaarheid terug te komen, daarover heb ik nog vergeten één punt te melden. U merkte namelijk terecht op dat het niet alleen gaat om project A, want als project A en project B gelijktijdig plaatsvinden, dan is er natuurlijk sprake van een bereikbaarheid die van een andere orde is. Het college heeft daarop ingespeeld. Wij hebben nu binnen de dienst een bereikbaarheidscoördinator die zich daarmee bezighoudt. Bij de dienst RME is er ook iemand die zich met bereikbaarheid bezighoudt, maar dan meer gericht op de hoofdstructuur buiten de gemeente Breda zelf. En bij de dienst Stadsbeheer is er iemand die zich met de problematiek in de stad zelf bezighoudt wat de afstemming van de projecten betreft. Ik denk dat dit de enige vragen waren die aan mij zijn gesteld. De andere fracties hebben geen vragen gesteld. Nu kom ik bij de motie. Ik wil eerst aan de heer Leunisse vragen of hij deze motie ziet als een methodiek ter beoordeling van de burgemeester. De heer LEUNISSE Ik zit die zin even te herhalen in mijn hoofd, voorzitter, want ja, u bent nu de voorzitter. Maar De VOORZITTER Ik blijf voorzitter, hoor. De heer LEUNISSE U blijft voorzitter? Wethouder OOMEN U kunt de vraag heel eenvoudig met ja of neen beantwoorden. Ik zal de vraag herhalen: ziet u deze motie als een methodiek ter beoordeling van de burgemeester? De heer LEUNISSE Neen, wij vinden dat dit eigenlijk moet lijken op de brief die wij eerst hebben voorgelezen. Het zou juist heel goed zijn om die mee te nemen zodat we kunnen bekijken of alles goed functioneert, niet alleen de burgemeester maar ook andere zaken. Dus het gaat niet om persoonlijke zaken, maar het gaat om het geheel. Wethouder OOMEN Dus dat betekent, mijnheer Leunisse, want u zult begrijpen dat het college de raad deze motie natuurlijk zeer ontraadt, dat u het, zoals u het nu formuleert, eigenlijk met ons eens bent dat deze motie wat u betreft nu overbodig is? De heer LEUNISSE Neen, ik houd de motie staande, maar als u zegt dat die overbodig is, dan laat ik de raad daarover oordelen. Wethouder OOMEN Neen, u maakt uit of u die motie laat staan ja of neen. De heer LEUNISSE Wij laten haar staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 200