28 JUNI 2001 243 sluit ik me aan bij de opmerking van de heer Schroder dat die op het evenemententerrein liggen. Dat betekent dat we keuzes maken waarbij we ons de vraag stellen: voor welke sport en op basis waarvan zetten we bepaalde accommodaties neer? Ten aanzien van het wel of niet overgaan tot privatisering maken we in die zin ook keuzes. Dienaangaande hebben we zaken die al langer in gang zijn gezet, namelijk tennis en hockey, in deze nota geformaliseerd. Deze nota gaat dus wel verder dan de nota van 1989 en de bestaande praktijk. Daarnaast denk ik dat het goed is dat we proberen de accommodaties zo goed mogelijk toegankelijk te houden om de doelgroepen aan het sporten te krijgen maar vooral ook aan het sporten te houden. In deze Sportnota staat, uitgaande van de accommodaties en de spreiding voorts opgenomen waar, ons inziens, nog voorzieningen moeten worden toegevoegd. Dat is onder andere in Noordoost en dat betreft het Stedelijk Sportcentrum. U heeft kunnen zien dat ook in de Kadernota daaraan aandacht is besteed. Daarnaast hebben wij een aantal projecten lopen in het kader van de breedtesport. Daarin is ook heel nadrukkelijk het punt integratie opgenomen alsmede de koppeling met onderwijs en sport. Een belangrijk punt in deze Sportnota is dat we verder aandringen op de samenwerking met Sportpunt en de vrijwilligerscentrale. In de commissie heb ik gezegd dat ten aanzien van het ontstaan van een sterkere organisatie en een een loketfunctie het functioneren van ook het Sportpunt daarin kan worden meegenomen. Echter, ik vind het ook aan de verenigingen om daarover signalen naar voren te brengen. Ik geloof oprecht dat het elkaar versterken ook voor de sportwereld heel belangrijk kan zijn. Met betrekking tot het subsidiëren van de sportverenigingen hebben we geconstateerd dat in de verschillende gemeentes verschillende systemen werden gehanteerd en dat er ook voor de jeugdleden een subsidiesysteem bestond. We hebben daarvoor een pas op de plaats gemaakt omdat aan de ene kant de uitwerking niet concreet genoeg was en aan de andere kant een aantal sportverenigingen aangaf dat zij min of meer in moeilijkheden zouden kunnen komen. Ik voel ervoor om in ieder geval een poging te wagen door enerzijds inhoudelijke criteria vast te stellen en anderzijds toch iets te doen met de jeugdledensubsidies, zoals de heer Schroder dat ook naar voren heeft gebracht. Voorts is ook aan de orde of we dan wel of niet iets moeten doen met de opmerking van de heer Joosse over het versterken van de subsidiëring van de indirecte sport en het wel of niet meenemen van de integratiesubsidie. Ik denk dat u daarbij in ieder geval ruim wordt betrokken, dat is ook uitdrukkelijk het beslispunt. Verder is een nieuw element de topsport en de verbinding die zal worden gelegd met de breedtesport maar heel nadrukkelijk ook met de economische betekenis van topsport. Samen met de wethouder EZ gaan we kijken of we überhaupt een topsportplatform van de grond kunnen tillen, maar daar zal ook de stad op moeten reageren. Ik heb dat heel nadrukkelijk gezegd. Ik denk dat de overheid daarin vooral een randvoorwaardelijke rol heeft en het kan ook voor de breedtesport een stimulans betekenen. Met betrekking tot de opmerking over NAC het volgende. NAC begint in die zin ook meer activiteiten te ontplooien. Denkt u aan NAC-basketbal en aan de activiteiten op sportgebied die NAC aan de Kwakkelhutstraat op het derde veld probeert te ontwikkelen samen met de buurt. Af en toe komen ook spelers van NAC naar dat terrein om daar met de jeugd een aantal activiteiten in Tuinzigt te laten plaatsvinden. Waar de heer Schroder naar voren bracht: wel of geen nieuw beleid, hoop ik dat ik zowel in de commissie als nu in de raad duidelijk genoeg ben geweest dat die omslag er niet zozeer in zit, maar dat het meer gaat om datgene wat we al hebben gerealiseerd om te kijken waar de gaten nog zitten. Ik denk dat ook de ambitie erin zit om ervoor te zorgen dat de bestaande accommodaties, waarvan het achterstalling onderhoud is ingehaald, in een goede staat blijven, zodat de mensen op een veilige manier kunnen sporten en ook op goede accommodaties kunnen sporten. Want volgens mij weten sporters bij uitstek dat dat juist heel essentieel is. Als we naar het totale actieplan kijken zien we dat we nog heel wat voor de boeg hebben en de commissie zal daar zeker bij betrokken blijven. Ik hoop dat ik zo volledig mogelijk op alle opmerkingen ben ingegaan. TWEEDE TERMIJN De heerGEMMEKE Ik heb goed geluisterd, maar ik heb de wethouder niet horen reageren op mijn suggestie over de integratiesubsidie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 243