27 SEPTEMBER 2001
299
ondersteunen, en waar andere projecten een zuiver locale of regionale functie hebben, hebben
we toch, gelet op het initiatief en de steun die bij het departement is gekregen, gekozen voor
een nationaal instituut. Dat hebben we gisteren nog eens in een persoonlijk overleg met de
heer Tiessing en de heer Van der Ploeg nadrukkelijk uitgesproken, toen een rapport aan de
orde was over de vormgeving, waarbij Breda door de staatssecretaris en het departement is
neergezet als centrum voor grafische vormgeving en dus ook het Museum voor Grafische
Vormgeving, het is niet gerealiseerd maar de vestigingsplaats is duidelijk en het feit is
gepresenteerd, als nationaal museum. Dat betekent dat, ondanks het feit dat het museum nog
geen handen en voeten heeft gekregen en er wellicht er nog een flinke inhaalslag valt te
maken als het gaat om het draagvlak bij de burgers, het Museum voor Grafische Vormgeving
een begrip is. Dat is winst. Als het gaat om de communicatie, daarover spreken mevrouw Boidin
en met name ook de heer Braat, maar ik dacht alle partijen, is het zo dat we dat draagvlak
natuurlijk bij de eigen bevolking zullen moeten mobiliseren. Dat wil niet zeggen bij 4
dorpsraden, ook niet bij de 22 andere dorps- of wijkraden, maar bij de Bredase bevolking. Dat is
de plek waar dit museum een plaats in het hart maar ook in het dagelijks, wekelijks of
maandelijks museumbezoek zal moeten krijgen. Vandaar dat in de matrix die we hebben
opgestuurd een aantal momenten is geprikt. Het zal al in november in het college zijn en
hopelijk eind van dit jaar in de commissie ECG, waarin we u dat traject wat uitvoeriger willen
schetsen. Ook heb ik de voortgangsrapportage toegezegd. Ik denk dat we daarover wel, als u
kijkt naar het besluitvormingsschema waarin de politiek-bestuurlijke ijkmomenten zijn
aangegeven, met elkaar afspraken zullen moeten maken in hoeverre het zinvol is om dat
uitgebreid te doen, ter bespreking, ter kennisname et cetera. Wat betreft de discussie over de
Artotheek het volgende. Laten we daarover geen misverstand laten bestaan. Ik probeer in
november of december met een notitie te komen, dat was ook de toezegging aan de commissie,
en daarin alle mogelijke situaties kort in beeld te brengen. Vervolgens wacht het college de
politiek-bestuurlijke discussie af, alvorens verder te gaan in de richting van een standpunt. Ik
denk in die zin ook even aan datgene wat we volgend jaar wellicht in de
programmaonderhandelingen, wie dat dan ook mogen zijn, zullen meenemen aan
basisvoorzieningen voor cultuur en datgene wat er extra bijkomt. Dus alle opties staan in die zin
open. Mevrouw Boidin heeft gelijk dat er, zeker in relatie tot de BKR, een nieuwe situatie is
ontstaan en dat met name privé-galerieën een grote rol zouden kunnen spelen. Maar daarop
loopt ons college niet vooruit. Wij zullen graag, in relatie ook tot wat elders wordt uitgedis
cussieerd, onze eigen raadscommissie van voldoende informatiemateriaal voorzien om die
discussie inhoudelijk te voeren. Overigens hebben wij wel over het totale investeringsvolume
van de 30 miljoen met elkaar afgesproken dat dat bestemd is voor de verbouw of nieuwbouw
van het Museum voor Grafische Vormgeving, inclusief de Artotheek, inclusief annexen. Dus
daarin ben ik volstrekt duidelijk, het is een gereserveerd investeringsvolume. Hoe dat straks
wordt ingevuld hangt af van de concrete plannen van aanpak die komen uit die zes of zeven
fasen die u op die matrix heeft gekregen. Natuurlijk zal het college proberen om extra
financieringsmiddelen aan te boren. Het is gebruikelijk, dat is de ervaring van de afgelopen drie
Kunstplan-periodes van het departement, dat eenmaal gehonoreerde initiatieven, zeker als het
gaat om exploitatiebijdragen, in een of twee volgende Kunstplan-periodes óók daarvan worden
voorzien. Alleen is het zo dat we geen garanties en zekerheid hebben in het leven, ook niet bij
het departement. Wij zullen er heel alert op zijn dat we het kwaliteitsverhaal zullen wegleggen
waardoor er mogelijk meer garanties kunnen komen dan de eenmalige 3,2 miljoen, waarmee
we overigens natuurlijk best erg gelukkig zijn. Diezelfde financieringsbron zullen we, gelet op
uw betoog, ook proberen aan te boren bij de Provincie. En ook in relatie met Brabantstad,
hoewel ik me daarover enige zorgen begin te maken, gelet op de discussie die ook de heer
Haarhuis heeft gevoerd namens de gemeenteraad maar ook door anderen in het Evoluon in
Eindhoven, dat het hele Brabantstad-concept vanuit de oorsprong van de structuur en de
bereikbaarheid vanzelfsprekend en ook terecht ook een discussie wordt over de grote steden en
de sociale pijler, en over de grote steden en de cultuurpijler. De vraag is alleen of je in de
onderhandelingen met het Rijk daarvoor structureel geld kunt krijgen, en daarop zou alles,
gelet op de samenwerking van die vijf steden, gericht moeten zijn. Ik kan u melden dat bij
De heer DE ROOS
Voorzitter,