25 JANUARI 2001
2
(GROENLINKS), H. SNIER (PvdA), J.P.W.A.A.M. TAKS (WD), DE DAMES W.J.M. VOSSENAAR-
BLOKDIJK (BREDA '97), C.C.M. VAN WEEZEL (PvdA), DE HEREN J. DE WERD (VVD), WETHOUDER;
P. VAN YPEREN (BREDA '97), B. OUWERKERK, SECRETARIS.
AFWEZIG: MEVROUW M.J. BOIDIN-VAN HOEVE (CDA), DE HEREN A.A.J.M. BRAAT (VVD), A.J.J.M.
UPS (CDA), C.L.M. MEEUWIS (VVD).
De VOORZITTER opent de vergadering om 19.30 uur.
De VOORZITTER
Voordat ik de vergadering echt wil laten beginnen wil ik de heer Augenbroe laten binnen
geleiden door de gemeentesecretaris om hem te beëdigen waarmee zijn raadslidmaatschap
vervolgens perfect is.
A. BEËDIGING RAADSLID DE HEER J.C. AUGENBROE.
De VOORZITTER
Dames en heren, ik verzoek u te gaan staan.
Mijnheer Augenbroe, hartelijk welkom in deze raad. Ik ga over tot beëdiging van u tot raadslid.
U heeft zelf gekozen voor de eed. Ik lees die voor en op de vraag die ik u vervolgens stel
antwoordt u: "zo waarlijk helpe mij God almachtig". Ik lees voor: "Ik zweer, dat ik om tot lid
van de raad benoemd te worden rechtstreeks noch middellijk onder welke naam of welk
voorwendsel ook enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer dat ik om iets in dit ambt
te doen of te laten rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de
wetten zal nakomen en dat ik mijn plicht als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten
zal vervullen". Ik verzoek u nu beide vingers op te steken en de eed af te leggen.
De heer AUGENBROE
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De VOORZITTER
Namens de raad heet ik u van harte welkom. Ik heet ook van harte welkom de familie van de
heer Augenbroe die op de publieke tribune zit. Dames en heren, voordat we echt gaan
vergaderen wil ik u melden dat we vandaag, net zoals vorig jaar tijdens een raadsvergadering,
de Dag van de Poëzie beleven. Ik weet niet of u het zich herinnert, maar vorig jaar heb ik een
gedicht voorgelezen, een beetje maatschappijkritisch. Dat zal dit keer niet het geval zijn, maar
ik wil wel beginnen met een gedicht. Ik zal het eerst voorlezen en daarna zal ik u zeggen waar
het vandaan komt.
Weerzien met Breda
Het is alsof ik na een reis van jaren weer thuis kom
Op de zuidelijke wind vol oude geuren en geluiden varen herinneringen aan
Ik was hier kind
Ik vind het huis waarin ik werd geboren,
het Stadserf, het begijnhof, de rivier vol bietenschepen
En daar rijst de toren der Grote Kerk omhoog
De beiaardier hamert zijn lied boven de grijze straten, de Markt, de Vest
En wat mij 't diepst heugt Het Valkenberg
waar op het vijverwater de zwanen deftig doen als in mijn jeugd.
Bert Voeten, 1955.
Geschreven ter gelegenheid van de geboorte van de 100.000ste inwoner van Breda.
Het leek mij een aardig gedicht om dat vandaag nog eens even te memoreren, 46 jaar geleden.