27 SEPTEMBER 2001
305
voeren. Uit het voorstel waarover we nu spreken blijkt dat Breda zeer wel in staat is een
adequaat grondbeleid te voeren met het huidige wettelijke instrumentarium. Overigens vinden
wij het een zeer goede bijstelling van de nota Grondbeleid, het is een knap werkstuk van onze
ambtelijke adviseurs en van de externe deskundige, de heer Van den Brand. Daar is lof voor op
zijn plaats. Voor de VVD als liberale partij is de particuliere eigendom van de grond en de
bescherming van het eigendomsrecht een onaantastbaar beginsel, waarop slechts in bijzondere
gevallen en met de nodige waarborgen een inbreuk mag worden gemaakt. Soms moet het
particulier belang wijken voor het algemeen belang, zie in dit verband de Onteigeningswet,
totstandgekomen in 1851 onder het eerste ministerie Thorbecke. Van de onderwerpen die in de
huidige landelijke discussie een rol spelen is er in elk geval één dat voor Breda naar onze
mening van wezenlijk belang zou kunnen zijn. Dat is de nieuwe wet inzake de grondexploitatie,
op grond waarvan particuliere ontwikkelaars een exploitatievergunning bij de gemeente
moeten aanvragen, op grond waarvan dan ook kostentoerekening kan plaatsvinden. Dat zou
een hele goede ontwikkeling kunnen zijn. Naar de mening van de WD-fractie moet de
wetgeving zo zijn en zo blijven dat elke gemeente zelf kan kiezen wat voor grondbeleid zij wil
voeren, afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. Dat doet recht aan de autonomie van de
gemeente. Soms kan de gemeentelijke rol beperkt blijven tot het scheppen van planologische
randvoorwaarden en kan het exploiteren van grond en het uitgeven van grond worden
overgelaten aan de markt. Liberaal gezien is dat de meest ideale situatie, maar in een stad als
Breda kan daarvan naar onze vaste overtuiging geen sprake zijn en daarom is al jaren geleden
gekozen voor een actieve grondpolitiek, met de volle instemming van de VVD. Bij het Bredase
ambitieniveau moet het gemeentebestuur voor een zorgvuldige afweging van alle belangen de
volledige regie kunnen voeren over het ruimtelijk beleid. En dat vraagt om een grondbeleid
waarbij de verwerving bij voorkeur loopt langs minnelijke weg en het uitgeven, en dat in elk
geval tegen marktconforme prijzen, geschiedt door en voor rekening en risico van de gemeente.
Dat sluit naar onze mening volstrekt niet uit dat ook particuliere grondexploitatie mogelijk is en
mogelijk moet blijven. Constructies van publiekprivate samenwerking kunnen in voorkomende
gevallen en binnen zorgvuldige randvoorwaarden uitstekende resultaten opleveren. Dat blijkt
ook in Breda. Het zou dan ook niet nodig zijn naar onze mening dat alle grond in handen van
het Grondbedrijf zou moeten zijn, maar wel zo veel dat een strategische grondpositie kan
worden ingenomen om realisatie van het gewenste ruimtelijke en sectorale beleid te kunnen
garanderen. Die doelstelling dreigt de laatste jaren in gevaar te komen doordat zich steeds
meer projectontwikkelaars op de grondmarkt bewegen die soms de gemeente te snel af zijn, in
elk geval de prijs opdrijven. En om die ontwikkeling het hoofd te bieden is naar de mening van
de VVD een aanscherping van het actieve grondbeleid tot een proactief grondbeleid
noodzakelijk. Het nieuwe beleid heeft als hoofdkenmerk dat vooruitlopend op de vaststelling
van het ruimtelijk beleid gronden worden aangekocht. Dat betekent een hoger bedrijfsrisico,
want de kans is dan groter dat aangekochte gronden niet op redelijke termijn, of zelfs helemaal
niet, kunnen worden uitgegeven. Bovendien is het de bedoeling dat het Grondbedrijf in de
toekomst ook zelf projecten initieert, ontwikkelt en realiseert, met anderen optreedt als
projectontwikkelaar. Daar zijn wij ook zeer gelukkig mee, maar ook dat betekent een hoger
risico. Daar komt ook nog bij het in de Kadernota 2002 opgenomen voornemen om ten laste
van de reserves van het Grondbedrijf de komende jaren 110 miljoen gulden in te zetten ten
behoeve van die grote projecten. Ten slotte mag niet uit het oog worden verloren dat de
actuele internationale ontwikkelingen ook negatieve gevolgen kunnen hebben voor de
economie en ook voor de Bredase grondexploitatie. Dat alles vraagt om een op de risico's
afgestemd weerstandsvermogen en in het algemeen om een gedegen risicomanagement. Het
wachten is momenteel op de spelregels voor dat risicomanagement, die momenteel worden
geformuleerd, en voor het eind van het jaar, dat is de planning, aan de raad worden
voorgelegd. Het college mag ervan verzekerd zijn dat de VVD-fractie jaarlijks bij de jaarrekening
van het Grondbedrijf kritisch zal kijken naar het overzicht van de te verwachten risico's en dat
zij zal nagaan of de omvang van het weerstandsvermogen toereikend is. Als het onverhoopt
niet naar ons genoegen is dan zal de VVD-fractie niet schromen om het college op duale wijze
de oren te wassen.