27 SEPTEMBER 2001
306
De heer SNIER
Ik ben blij dat ook de WD hier nogmaals onderschrijft dat het heel belangrijk is om heel kritisch
te zijn waar het gaat om het instellen en onderhouden van reserves en voorzieningen en dat
ook de WD daar heel kritisch naar wil blijven kijken
De heer TAKS
Dat is toch altijd zo geweest, mijnheer Snier?
De heer SNIER
Ja, maar ik ben blij dat u dat nog eens een keer bevestigt. Soms moet je dingen die je eigenlijk
al weet
De heer TAKS
U hoeft aan ons echt niet te twijfelen.
De heer SNIER
nog eens een keer bevestigd zien om nog weer eens een warm gevoel door je heen te laten
gaan. Maar laat ik even serieus worden
De heer TAKS
U bent een sociaal-democraat naar ons hart.
De heer SNIER
Dank u wel, mijnheer Taks. Ik wil proberen het kort te houden, we beginnen al een beetje uit te
lopen. Ik wil wel even duidelijk een paar dingen zeggen. De eerste opmerking die ik wil maken,
dat is vóór mij wél gezegd maar ik wil het toch nog even benadrukken, is dat we echt tevreden
waren, met name over de manier waarop de discussie is gevoerd. We hebben dat op een rustige
manier gedaan, waarbij ook de professionals, de deskundigen, zoals de heer Van den Brand die
al is genoemd, een belangrijke rol hebben gespeeld. Ik denk dat dat een goede manier was om
het grondbeleid voor de gemeente Breda in de toekomst neer te zetten, omdat er voor een
dergelijke manier van opereren een breed draagvlak in een gemeenteraad moet zijn. Dat kun je
niet met een kleinst mogelijke meerderheid neerzetten, je moet mensen hebben die daar achter
staan, anders krijg je, op het moment dat je transacties aan de orde krijgt en op het moment
dat je planvorming hebt, constant weer discussies over de systematiek. Ik ben dus blij dat we
over de systematiek een goede consensus hebben bereikt. Daar volgt dus ook uit dat deze
manier van discussiëren blijkbaar zijn vruchten kan afwerpen, dus misschien zou dit ook in de
toekomst op sommige momenten nog gebruikt kunnen worden. Ik wil ook niet zo ver
teruggaan als de heer Taks, die de val van het kabinet-Den Uyl in 1977 over de grondpolitiek
nog even aanhaalde, ik denk dat we even vooruit moeten kijken. We hebben hier een
grondbeleid neergezet dat de gemeente Breda vertrouwen geeft in een toekomst, waarin wij
veel moeten gaan doen in de stad en in de omgeving van de stad. Ik denk dat we een
grondbeleid hebben neergezet waarmee we dat ook kunnen doen, met een proactieve houding
enzovoort. Deze woorden zijn al verschillende malen uitgesproken. De Partij van de Arbeid staat
ook zeker achter het grondbeleid zoals we het hier hebben geformuleerd, maar wél, en
daarover is in de commissie lang en veelvuldig gediscussieerd, onder een aantal belangrijke
voorwaarden. Ik ben dan ook blij dat er, daar waar het bijvoorbeeld gaat om de tekst over het
Volkshuisvestingsfonds, een duidelijke relatie wordt gelegd tussen de meeropbrengsten van het
Grondbedrijf en de voeding van een Volkshuisvestingsfonds. En zo zou ik nog een aantal
voorbeelden kunnen noemen, maar dit is toch echt een hele belangrijke voor de Partij van de
Arbeid. Ik ben ook blij dat we in die discussie daarvoor in de raad een zeer breed draagvlak
hebben weten te creëren. Dat betekent in ieder geval voor de Partij van de Arbeid dat het
vertrouwen in dit beleid nog verder is toegenomen.
De heer VAN YPEREN
De bijstelling van de Nota Grondbeleid 1996 is gezien de positie die de gemeente inneemt in de
markt begrijpelijk. De onroerendgoedmarkt is een markt die te maken heeft met scherpe
prijsopdrijving, al stabiliseren momenteel de prijzen zich wel. Die prijsopdrijving is een bepaalde
factor die nadelig werkt voor veel facetten van noodzakelijk bouwen voor de gemeente.