27 SEPTEMBER 2001 313 De heer VAN YPEREN Ter interruptie. Wil ik nog een keer beginnen, mijnheer Joosse? De heer JOOSSE Neen, u hoeft niet nog een keer te beginnen, want u heeft het tot nu toe al niet duidelijk kunnen maken, dus ik betwijfel dat u het nu wel duidelijk kunt maken. Een korte stemverklaring ten aanzien van de motie. Wij zien deze motie in al haar vaagheid als een behoorlijke stap terug ten aanzien van wat er in de bijstelling staat, dus wij betreuren het dat de SP op dit moment met deze motie komt en niet de winst weet te zien die in de bijstelling zit. De heer KWISTHOUT Allereerst een opmerking over de tekst. In de derde overweging, tweede regel van de motie leest u het woord 'anderzijds', dat moet zijn 'anderszins'. Ik wil voorstellen dat u de motie op die manier wijzigt. Het feit dat ik moeite doe om syntactische wijzigingen aan te brengen is al een indicatie dat ik niet van plan ben om de motie in te trekken. Breda '97 zei dat hier aan volkshuisvestingsbeleid wordt gedaan met behulp van het grondbeleid, en stemt om die reden tegen. Voor de SP-fractie is het dat ook en dat is ook absoluut zo de bedoeling van onze fractie. In onze optiek is een van de belangrijkste, zo niet dé primaire taak van het Grondbedrijf, het als gemeente kunnen geven van garanties voor betaalbare sociale woningbouw. D66 noemde het een stap terug. Een stap terug op één manier is, dat de bijstelling van de nota het idee van niet marktconforme prijzen van sociale woningbouw loslaat. Daarvoor moet in de ogen van de SP- fractie op dit moment iets duidelijks terugkomen. De formulering zoals deze in de bijstelling staat, dat er een duidelijker verband moet zijn, is ons inziens gewoon te vaag. Waarom is die te vaag? Omdat die alle mogelijke wegen openlaat om vanuit het Grondbedrijf juist minder te spenderen aan sociale volkshuisvesting, om zo nog een verdere rem te trekken op het bouwen van voldoende sociale, betaalbare woningen. Vandaar dat wij in deze motie vragen dat de raad zich uitspreekt in de zin van: we leveren nu iets in en daarvoor moet iets belangrijks terugkomen. Daarom vinden wij dat de raad op dit moment moet zeggen dat het grootste deel van de winst van het Grondbedrijf hiervoor behoort te worden ingezet, juist om de bouw van voldoende sociale woningen mogelijk te maken. Het is niet dichtgetimmerd in de zin van dat alles daar naartoe moet, het is geen een-op-een-verband, maar het is wel een heel duidelijk signaal, ook aan het college, dat wij het, in de voorbereiding van de verdere besprekingen over de financiering van de sociale woningbouw, belangrijk vinden dat een belangrijk deel van de winst van het Grondbedrijf in die richting wordt ingezet. De heer JOOSSE Even kort ter interruptie. In de bijstelling worden ontstane meeropbrengsten duidelijk in verband gebracht met het Volkshuisvestingsfonds. U heeft het in uw motie alleen maar over het grootste deel van de winst. Maar wat houdt 'het grootste deel van de winst' in? Ook kun je de vraag stellen over de nieuwbouw van sociale woningen. Het zijn zulke vage formuleringen, terwijl in de bijstelling duidelijk een koppeling wordt gelegd. Ik vind het jammer dat u dat niet als winst ervaart. De heer HAARHUIS Ook een interruptie van deze kant. De wethouder heeft het ook al aangegeven, maar het Grondbedrijf heeft natuurlijk veel meer taken en functies in deze stad dan uitsluitend sociale woningbouw. Kijkt u eens naar de projecten die we op het ogenblik met elkaar hebben, bij het station, maar evengoed in de wijken, in de herstructurering, in het opnieuw kunnen financieren van welzijnsactiviteiten, maar even goed de bouw van andere woningen. Het Grondbedrijf heeft een zeer brede taakstelling en dan kun je niet alleen maar zeggen dat van de winst de sociale woningbouw moet worden gefinancierd. Ik vergeet er nog een: groen in de stad. Al deze zaken worden door het Grondbedrijf gefinancierd De VOORZITTER Een korte interruptie graag. De heer HAARHUIS dus ik vraag me af of u de omvang van uw opmerking eigenlijk wel goed doorziet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 313