25 OKTOBER 2001 350 De heer BRAAT Vandaag is de voortgangsrapportage over Mezz aan de orde, een project waarbij de WD-fractie vanaf 1999 voor een kritische opstelling heeft gekozen. Ter goedkeuring ligt voor een extra bedrag van 1,2 miljoen boven de 9,8 miljoen die al in 1999 is gevoteerd en dit bedrag ten laste te brengen van het Meerjareninvesteringsplan. Het lijkt ons verstandig om aan de hand van de door u aangegeven indeling enkele kanttekeningen te plaatsen, waarbij we ons zullen beperken, zo veel als dat mogelijk is, tot de kern van de zaak. Een chronologisch overzicht van de procesgang vanaf juni 1999. In de zomer van 1999 werd een bouwteam geformeerd en dat was geen luxe. Het team werd samengesteld omdat, zoals dat toen heette, het niet mogelijk bleek het complexe samenspel van ambities, partners en beschikbare middelen op een verantwoorde manier tot een goed einde te brengen. In gewoon Nederlands betekende dit: er moest een ploeg aan de slag die de volstrekt vertroebelde en onwerkbare sfeer tussen architect en aannemer kon zuiveren en de technische complexiteit van de spantenconstructie die de keuze voor de asymmetrische vorm van het gebouw tot gevolg had tot werkbare en betaalbare proporties kon terugbrengen. De VVD-fractie stelt vast dat het bouwteam er vanaf de zomer 1999 niet in is geslaagd partijen binnen een redelijke termijn tot elkaar te brengen zodat het tot september 2000 duurde vooraleer de architect het de aannemer mogelijk maakte tot een daadwerkelijke uitvoering te komen. Na stevig en adequaat ingrijpen van de vers aangetreden wethouder Adank in november daaraanvolgend kon eerst gesproken worden van een goede verstandhouding en een werkbare sfeer. Daarmee bewees de wethouder zijn intentie het lastige dossier Mezz krachtig aan te zullen pakken. Dat neemt niet weg dat het door de VVD in november 1999 uitgesproken vertrouwen in het bouwteam bij de verdere uitwerking van het oorspronkelijk definitieve ontwerp helaas niet is waargemaakt. Een niet onaanzienlijk deel van de aan de orde zijnde overschrijding is daarvan het gevolg en dat is te betreuren. Het tweede punt betreft de gevolgen van de bouwvertraging. Dat een zeer aanzienlijk deel van de overschrijding door vertragingen is ontstaan is evident. Pagina 4 van het voorstel bovenaan leert ons dat. Hoezeer wij ook hechten aan onze democratische grondrechten, het is bijzonder jammer dat een maandenlange vertraging, tijdens welke zelfs de KONVER-subsidie van 900.000,- dreigde te worden weggespeeld, de bouw heeft gefrustreerd en de bouwsom onaangenaam heeft beïnvloed. Het derde punt betreft de stand van zaken van de bouwtechnische risico's. Die risico's hebben met name betrekking op verrekenbare hoeveel heden. Anders gezegd: die verrekenbare hoeveelheden zijn door de aannemer niet gekwan tificeerd en betekenen derhalve een onzekere factor. Kan de wethouder misschien een indicatie geven over de mate van onzekerheid of is deze beheersbaar te noemen zodanig dat er geen grote verrassingen meer te verwachten zijn? Over de afwerking, en mevrouw Boidin sprak ook al over de koperen huid, is in de laatste commissie ECG uitvoerig gesproken. Met name de opmerking van het Hoogheemraadschap met betrekking tot een eventuele aantasting van het milieu wordt ook door ons serieus genomen. Terecht heeft het college zich op het standpunt gesteld de koperen huid niet geprepatineerd uit te voeren, want de kosten daarvan zijn onevenredig hoog en de VVD is het dienaangaande met het collegestandpunt eens. In de raadsvergadering van november 1999 heeft de VVD-fractie aangetekend haar eindoordeel in politieke zin mede te laten bepalen door de uiteindelijke mate van overschrijding. Toen was nog niet te overzien dat die overschrijding voor een niet onbelangrijk deel door externe omstandigheden zou worden veroorzaakt. De bandbreedte waarbinnen extra overschrijdingen vanaf nu zich mogelijk aandienen is niet breed, maar wij hebben begrip voor de moeilijke omstandigheden waarmee wethouder Adank heeft af te rekenen. De VVD-fractie ziet geen enkele reden hem zaken na te dragen, integendeel, de portefeuillehouder heeft, naar onze opvatting, in dit gecompliceerde dossier alles gedaan wat binnen zijn vermogen ligt. Wel vragen wij hem een uiterste inspanning te doen de finale stichtingskosten onder de 11,5 miljoen te houden en daarmee wensen wij hem alle succes. De heer SNIER Ik zal niet het hele verhaal met betrekking tot de gang van zaken rondom Mezz nog een keer gaan vertellen. Mevrouw Boidin heeft al uitgebreid een schets gegeven van de ontwikkelingen vanaf 1994. Die ontwikkelingen verdienen, wat de PvdA betreft, geen schoonheidsprijs, alhoewel er binnen onze fractie ook begrip is voor het standpunt zoals dat nu aan ons is voorgelegd. Zowel mevrouw Boidin als de heer Braat heeft uitgebreid gesproken over de problemen die op dit moment aan de raad worden voorgelegd en die zijn, naar onze mening, terug te brengen tot twee punten. Het is een moeilijk gebouw en we hebben in ieder geval in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 350