8 NOVEMBER 2001 381 heeft verwoord, scoort hoog voor die prijs. Naar daadwerkelijke milieuresultaten doet deze competitie geen onderzoek. Dus in die zin is het een papieren tijger, die hier tot trots moet leiden, maar die niets zegt over daadwerkelijke resultaten. Dat is ook de reden dat mijn fractie regelmatig aankaart dat resultaten op het gebied van milieubeleid niet meer geformuleerd worden. We hebben daarin geen doelstellingen meer die meetbaar zijn, simpelweg omdat we op dat punt absoluut niet scoren. Ook richting dezelfde wethouder wil ik een opmerking maken over de wijk- en dorpsraden. Allereerst zegt de wethouder dat dat onderwerp hem op deze stoel, de wethouderszetel, bracht. Ik meen me te herinneren dat het college, in de samenstelling zoals die voor het aantreden van de heer De Werd was, altijd heeft ontkend dat het de problematiek van de wijk- en dorpsraden was waarop de voorganger van de heer De Werd zou moeten aftreden. Inhoudelijk gaat het er niet zozeer om of je goed communiceert met de wijk en dorpsraden, maar of je daadwerkelijk de invloed die wijk- en dorpsraden zouden moeten hebben, in een participatie- en inspraakmodel, wilt laten doorklinken in het beleid. Dan hoor ik inderdaad het college zeggen dat er eens goed naar de structuur van de trojka's moet worden gekeken, maar ik denk dat het meer gaat om de wens om het beleid te laten beïnvloeden door geluiden die er in de samenleving zijn. De wijk- en dorpsraden zijn uitermate tevreden over de communicatie met de trojka's, maar niet over het uiteindelijk doorklinken van hun gedachtegoed in het stadskantoor. Dat betekent niet dat ze altijd hun zin moeten hebben, maar wel dat je op zeker moment ziet dat de communicatie tot iets mooiers leidt en dat gevoel hebben de wijk- en dorpsraden naar onze indruk niet. De laatste geluiden van de wijk- en dorpsraden zijn ook geweest dat men zich afvraagt of de communicatie op deze wijze voor hen nog wel zinvol is. Ik heb daarna wel gelezen over de inspanningen van de wethouder maar niet over het feit dat de wijk- en dorpsraden op dat punt zijn teruggekomen. Bij wethouder Heerkens zou ik een tweetal kwesties aan de orde willen stellen. Allereerst een zaak ten aanzien van het jongerenbeleid. Zijdelings zit dat ook in ons verhaal. Als het gaat om de bestuurlijke invloed van de raad, dan kun je daar een heleboel zaken aanhaken. Met name de kansarmheid van een aantal groepen in de samenleving, en jongeren zouden daarin een rol kunnen spelen. Uw eigen fractie heeft onlangs gepleit voor tolerantie ten aanzien van jongeren op bijvoorbeeld hangplekken. Ik zou graag willen dat het college daarvoor inderdaad ook een soort taskforce maakte en dat de tolerantie ook ten aanzien van de aanwezigheid van jongeren een belangrijk item wordt. Intolerantie ten aanzien van het enkele feit dat jongeren ergens aanwezig zijn, moet net zogoed bestreden worden. In onze Algemene Beschouwing zit ook een verzoek om een gebruikersruimte voor verslaafden, die toch een stuk maatschappelijke ellende zou kunnen wegnemen. Ook daarop zien wij graag een reactie van het college. Lezend in de Algemene Beschouwingen van de andere fracties kom ik toch dwarsverbanden tegen wat betreft de invloed die wij als diverse fracties met elkaar zouden kunnen uitoefenen op het beleid en het niveau waarop wij van gedachten zouden kunnen wisselen. Daarin zitten handvatten op basis waarvan wij zouden kunnen zeggen dat wij eens een keer rond de tafel moeten gaan zitten. Niet hier in de raad kennelijk, simpelweg omdat dit niet leidt tot een wijziging of daadwerkelijke beïnvloeding. Ik wil toch een aantal van die dwarsverbanden noemen op basis waarvan wij in ieder geval met een aantal partijen zaken zouden kunnen doen. Als het gaat om D66 dan lezen we inderdaad over de Spoorzone en de kwaliteitsslag die daar moet worden gemaakt met het openbaar vervoer. Dat is een juiste opmerking, mijnheer Joosse. U weet dat de fractie van GroenLinks met regelmaat aankaart hoe het nou zit met de bereikbaarheid, met name met de openbaarvervoer-component daarin. En dan, de heer Haarhuis heb ik al vaak daarop aangesproken, de vraag hoe het dan zit met de absolute noodzaak om daar vier- tot vijfduizend parkeerplaatsen te realiseren. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar, en moet je niet ook vanuit de milieugedachte zeggen dat we hier die nut- en noodzaakdiscussie voeren? En richting de wethouder Ruimtelijke Ordening: wanneer voeren wij inderdaad die discussie en wanneer gaan we als raad op dat soort majeure trajecten randvoorwaarden stellen? De heer HAARHUIS Het is een thema waarover we uiteraard met elkaar moeten praten. Bijna iedere begrotingsbehandeling en kadernota komen we op dit zelfde thema. Ik denk dat we zeer binnenkort met elkaar over de Spoorzone zullen praten, en die vijfduizend parkeerplaatsen moet je natuurlijk ook in relatie brengen tot de bewoning, de kantoren en alles wat er gaat gebeuren, én met het multifunctioneel ruimtegebruik, waar u zelf zo voor bent.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2001 | | pagina 381