20 DECEMBER 2001
418
hebben, ook al is het maar omdat wij als raad een publieke taak hebben om verantwoording af
te leggen van de inzet van gemeenschapsmiddelen, ook wanneer zaken fout zijn gelopen en
het dus feitelijk geld kost. Dat is één. Verder willen wij op voorhand niet aannemen dat er
sprake is van individuele aansprakelijkheden of frauduleus handelen. Tegelijkertijd hebben we
ook niet direct kunnen zien, en dat kan ook bijna niet bij het ontbreken van een onafhankelijk
onderzoek, dat wij de conclusie dat dat niet het geval zou zijn, ook keihard kunnen trekken. En
om die reden zouden wij een extra argument hebben, al is het maar om de schijn van eventuele
corruptie of frauduleus handelen weg te werken. Om die reden al zou een onafhankelijk
onderzoek zinvol zijn. De heer Engels heeft dat in de commissie heel aardig verwoord toen hij
zei: als we niet weten wat het kost, kunnen we ook geen afweging maken. Als we kijken naar
het aantal gemeentes dat deelneemt in deze gemeenschappelijke regeling en als we daarop een
heel behoorlijk aangekleed onderzoek willen zetten, dan is onze inschatting dat we met een
bedrag in een orde van grootte van tienduizend gulden per gemeente al een heel eind zijn. Ik
heb in de commissie ook gezegd, als het om een bedrag in die orde van grootte zou gaan, dat
het dan de GroenLinksfractie wel een onderzoek waard zou zijn. In de commissie heb ik het niet
gered. Middels een motie wil mijn fractie graag nog een poging in de raad wagen.
De VOORZITTER
Door de heer Schroder is een motie ingediend. Deze voldoet aan de formele vereisten, is
voldoende ondertekend en maakt onderdeel uit van de beraadslagingen.
De door de heer Schroder namens de fractie van GroenLinks ingediende motie luidt als volgt:
MOTIE (2)
De leden van de raad der gemeente Breda,
gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der
gemeente Breda;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op 20 december 2001 ter behandeling van
het voorstel van burgemeester en wethouders inzake de beëindiging van de deelname aan de
gemeenschappelijke regeling Bestuursacademie Zuid-Nederland;
heeft kennis genomen van het besluit van Provinciale Staten waarin wordt opgeroepen tot een
extern onderzoek met betrekking tot de oorzaken en gevolgen van het debacle van de
Bestuursacademie;
overweegt dat:
1. de raad het voorstel van het college van burgemeester en wethouders tot beëindiging van
de gemeenschappelijke regeling ondersteunt;
2. de raad zich naar de burgers toe moet verantwoorden omtrent de invulling van zijn
publieke taak;
3. de thans voorliggende teloorgang van de Bestuursacademie tevens valt onder die
verantwoordingsplicht, zeker gelet op de financiële consequenties daarvan;
4. op voorhand niet zonder meer kan worden uitgesloten dat er enige bestuurlijke
aansprakelijkheid bestaat of resteert bij de leiding van de Bestuursacademie;
5. een extern en onafhankelijk onderzoek mitsdien wenselijk is;
6. de vraag naar nut en noodzaak van een extern onderzoek mede samenhangt met de
kosten;
7. de kosten thans nog niet te overzien zijn;
spreekt als zijn mening uit:
dat een extern en onafhankelijk onderzoek wenselijk is;