wordt en dat ik u tot slot kan toezeggen dat in het aanstaande
verkiezingsprogramma van het CDA vermeld zal worden dat wij het eigen
woningbezit willen bevorderen speciaal voor lagere inkomensgroepen.
3.9Afsluitend nog een kanttekening bij gemeentelijk beleid t.a.v. het grondbeleid. Het
CDA vindt de meer actieve benadering m.b.t. grondaankopen en het gericht zijn
op verkoop van gronden op basis van marktprijzen een juiste benadering. Dit wel
met de kanttekening dat de markt voor ons geen dogma is, maar meer middel om
doeleinden te bereiken in het belang van onze inwoners. Bij de uitvoering van dit
grondbeleid zullen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht moeten
worden genomen.
In het bovenstaande is een aantal kritische vragen gesteld, dit laat onverlet dat de
CDA-fractie de begroting 2002 steunt en zich goed herkent in het tijdens deze
raadsperiode gevoerde beleid.
4. Klaroenstoten voor de nieuwe Raadsperiode.
Het is niet alleen onvermijdelijk maar ook zeer gewenst om deze algemene beschouwingen af
te sluiten met enige "schoten voor de boeg" van het CDA voor de nieuwe Raadsperiode. Het
is immers zo, dat wij als raad weliswaar de begroting 2002 vaststellen, maar het is ook zo, dat
liefst 9 maanden van het jaar 2002 de nieuwe gemeenteraad het voor het zeggen heeft.
4.1 Een schoner Breda. Op pagina 6 van de nva is te lezen dat het niet goed gaat met het
beheer van de buitenruimte. Meer ruimte, meer kwaliteit en minder geld. Het staat er zo
eufemistisch vermeld: Aangezien het budget taakstellend is betekent dit voor 2002 toch
nog een spanning tussen beschikbare middelen en uit te voeren activiteiten buiten (einde
citaat). Naar het oordeel van de CDA-fractie is de beheerstaak in het algemeen in Breda
een ondergeschoven kindje, ligt aan de achterste mem. Een algemene kanttekening is
hierbij wel op zijn plaats. Hoge economische groei vertaalt zich in meer investeren en
projecten op de schop nemen. Beheer, dat daarop volgt, krijgt daarbij wel eens
onvoldoende aandacht. De druk op de bestaande stad en leefbaarheid neemt toe, terwijl de
burgers steeds meer aandacht vragen voor behoud en zo mogelijk verbetering van de
kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het CDA wil bevorderen dat er een goede balans
gevonden wordt tussen ontwikkeling en beheer, tussen zorg voor wat er is en nieuwe
ontwikkelingen.
4.2 Onderwijshuisvesting. Ook op dit terrein ligt blijkbaar een nogal oplopende spanning
tussen gewenste prestatie en beschikbare middelen. Het CDA erkent, dat deze spanning
niet bij deze begrotingsbehandeling kan worden opgelost. Wat wel geboden is, is naar het
oordeel van de CDA-fractie een heldere analyse (inclusief verklaring) van de
achterstandssituatie. Kan het college dit verzoek inwilligen en zo ja op welke termijn? Het
is misschien niet geheel overbodig om in dit verband op te merken, dat de
(grond)wettelijk vastgelegde gelijkberechtiging van bijzonder en openbaar onderwijs ook
recht en onvergolden geldt voor de Bredase situatie. Overigens constateren wij dat de zorg
voor onderwijshuisvesting primair een taak is van de rijksoverheid.
4.3 Vrijwilligerswerk en Amateuristische kunstbeoefening. Het CDA ziet een duidelijke
relatie tussen de hoogte van het subsidie plafond en de ontplooiing van de amateuristische
kunst. Ook hier is zorg op zijn plaats en ontstaat pijn, die gedeeltelijk tijdelijk wordt
verzacht door een overgangsregeling. Het CDA is hoe dan ook van mening, dat voor
amateurkunst meer dan tot nu toe subsidie nodig is, zodat kan worden tegemoet gekomen
aan de vele initiatieven op dat terrein.
Bijlagen bij de notulen van 8 november 2001 Begroting 2002 Gemeente Breda
5